KNNV-Lezing Nat ecolint
ecolint in de Top van de Diemerscheg
Nivon-gebouw, 8 maart 2008
Spreker: Jan Willem Wertwijn
 

  De levensbehoeften van een diersoort bepalen wat hij zoekt,
waarom, hoe, hoevaak en waarheen de diersoort trekt.
Als een ringslang zoals foto in natuurpark Spoorzicht vrijwel alles vindt,
hoeft het dier per dag minder vaak wegen over te steken.

De ringslang is een koudbloedig dier. De ringslang heeft 4 basisbehoeften (jagen, zonnen, voortplanten en overwinteren) En hij heeft altijd schuilplaatsen nodig.
  • Schuilplaatsen: ontoegankelijke begroeiing
  • Jachtterrein: padden, muizen, slakken
  • Zonnen: beschutte plekjes, schaduw om weer af te koelen
  • Voortplanting: vochtige broedhopen
  • Overwintering: hol in droog vorstvrij zand, spoordijk, boomwortels, holle bomen, afvalhopen.
 

  De zandhagedis (ook een koudbloedig reptiel) heeft 4 basisbehoeften (jagen, zonnen, voortplanten en overwinteren). En hij heeft altijd schuilplaatsen nodig:
  • Schuilplaatsen: ontoegankelijke begroeiing
  • Jachtterrein: spinnen, sprinkhanen, snuitkevers, vliegen en wantsen
  • Zonnen: beschutte open plekjes
  • Voortplanting: los zand (begraven eitjes)
  • Overwintering: in muizenholen, e.d.
 
  Marterachtigen (warmbloedige zoogdieren) hebben 1 basisbehoefte (prooi) en daarom hebben ze een groot leefgebied nodig van vele hectaren
  • Schuilplaatsen: onder boomwortels, in houtstapels en takkenrillen, in muizenholen, mollegangen, onder schuurtjes, in steenhopen, holle bomen
  • Jachtterrein: slootkanten, rietvelden, bosranden, volkstuintjes
  • Jacht op: mollen, muizen, ratten, eieren, kikkers, padden
 
poes gijs
Startscherm Ecolint Diemerscheg