Fijnschubbige parasolzwam
( Lepiota echinacea )
NMV Ag 073100
DET: Ger van Zanen

Commentaar:
Rode lijst 4.
Bronnen: Breitenbach(4), p.198, Overzicht, p.291, Keizer, p.161, Gerhardt, p38.
 

  23 Kb 12 Kb  

 
Veldkenmerken
  • De hoed behoudt zelfs uitgespreid een stompe bult bovenop.
  • Hoedschubjes hebben een kegel-achtige tot piramide-achtige vorm.
  • Lamellen zijn crême-achtig wit en ongevorkt.
Het stukje van de steel tussen hoed en ring schijnt mede bepalend te zijn... vandaar de extra foto.

Biotoop:
Humeuze grond in loofbossen, op voedselrijke lemige of kleiige bodem.
Groeit in park Spoorzicht nabij hazelaar, berk, en vindplaatsen van aardsterren, geurige schijnridder en grijsgroene parasolzwam.

Verwisselbaarheid:
Spitsschubbige parasolzwam ( Lepiota aspera )
Volgens Gerhardt heeft de Spitsschubbige een prikkelende geur en de Fijnschubbige een zwakke geur, en op zijn foto's zou de Spitschubbige crêmegele lamellen hebben en de Fijnschubbige witte.
Maar volgens Keizer hebben beide soorten witte lamellen. En volgens Keizer hebben beide soorten een onaangenaam scherpe geur.
Over het soort schubjes, de kleur vlees en de typering van de ring zijn beide schrijvers het oneens.
Volgens Keizer is de ring van de Spitsschubbige vliezig, wit-crême tot bleekbruin en heeft de Fijnschubbige een wollige ringzone, lichtbruin met bruine vlokkige schubjes. Maar volgens Gerhardt heeft de Spitsschubbige een afhangende, van onderen wollige ring, en de Fijnschubbige een zwakontwikkelde ringzone.
Het enige verschil tussen beide soorten dat door beide auteurs bevestigd wordt, betreft het gevorkt- of ongevorkt zijn van de lamellen.
Op grond van deze twee populaire gidsen voor in het veld, is er op basis van bovenstaande foto's dus eigenlijk niet uit te komen.


Foto:
Park Spoorzicht, Diemen
28 oktober 2001,
Sony mavica fd85.
 

poes gijs
Spoorzicht's Afbrekers
Vorige scherm