Foto Hannie Wijers:
hoog vuilwit ei, van buiten gladachtig

Foto Hannie Wijers:
het ei wordt gelatineus doorschijnend


Inktviszwam
(Clathrus archeri)
NMV Ga 200010


Hansen en Knudson (1997): 3-5 cm hoog vuilwit ei. Het ei scheurt onregelmatig open aan de top (apex). Daaruit ontvouwt zich in luttele uren 3-8 aan elkaar verbonden armen, die daarna splitsen en een stervorm aannemen. Elke arm is 5-13 cm lang en 1-2 cm doorsnee.
Sporen donker olijfkleurig. Onaangename aas- of lijkengeur.
In Denemarken is de soort in 1989 gevonden in een open bos (beukenbos, langs een pad, in de herfst). In Denemarken heet de soort Blækspruttesvamp. Waarschijnlijk vanwege de zwartige smurrie (prut) op de armen.

Foto Hannie Wijers: de armen breken samengebundeld door de ei-top (apex)

Foto Hannie Wijers: daarna splitsen de armen zich ...

Vermeulen (1999) beschrijft een andere vondst dan Hansen en Knudson (1997) of Gerhardt (1999, 2006):
De zwam heeft 4-6 rode, spitsvormige armen, elk van 4-7 cm lang, op een korte witte steel. Ontstaan uit een duivelsei.

Oorsprong: Australië


In 1918 is deze soort ontdekt op een militaire basis in noordoost Frankrijk (Vogezen). De soort is vermoedelijk meegekomen met militair materiaal of met wolimport uit Australië.
De verspreiding sindsdien is uitgebreid beschreven door Krieglsteiner in 1992. (bron: Vellinga & Kuyper, 2012).


Gerhardt (2006) geeft andere maten dan de twee andere bronnen.
Vruchtlichaam 10-15 cm breed 4-5 helderrode teruggekromde armen, eerst bedekt met donker sporenslijm met krachtige aas- of mestgeur. Het duivelsei is grijswit tot bleek grijsbruin, 2-4 cm breed, van buiten glad.

Foto Hannie Wijers:
op de zich ontvouwende armen is het donker olijfkleurige sporenslijm goed zichtbaar
let op: de armen zijn spitsvormig en hol
let op: er is nog steeds geen witte steel te zien, de zwam staat nog in de ei-schaal


Maten doen er kennelijk niet zo toe, het aantal armen of de maat van het ei ook niet. Geur en kleur zijn belangrijker. Of, zoals fotograaf Helmoet Vos aangaf. "Eigenlijk weet ik niet of ik hem heb geroken. Dat zal wel haast. Ik dacht alleen maar wat ligt daar nu weer voor smerig vies afval in het bos."

Foto Helmoet Vos:
ouder verliest de zwam sporenslijm en vlakt de geur wat af
let op: pas dan verdwijnt de ei-schaal en heeft de zwam een korte witte steel ...


Biotoop:
Loofbossen, parken, wegbermen, op humusrijke, voedselrijke grond, vermolmd hout of houtsnippers, vooral eik en beuk.
Waarnemers melden recent ook vondsten op grindpaden, onder eikenhakhout, op run (houtsnippers van eik)
Juli tot oktober.


Regio:
Eerdere vondsten in Nederland zijn gemeld in Limburg en Brabant op de alluviale zandgronden, in de Achterhoek en op de Veluwe in pleistoceen gebied, en in de duinen van Zeeuws-Vlaanderen tot op Texel.
In het Gooi is de soort waargenomen in een wegberm aan het eind van de Spanjerslaan, langs de weilanden van 's-Gravelandse landgoederen.
Gek genoeg ontbreken waarnemingen uit het urbaan gebied, met name in het haf-district. Dat kan erop wijzen dat de soort minder houdt van veengrond en houtsoorten op veengrond, maar waarom staat de soort dan niet in de wat hogere en opgehoogde gebieden zoals in Amsterdam-Zuidoost?


Bronnen:
Ewald Gerhardt, De grote Paddenstoelengids(voor onderweg), Tirion natuur, 2006, p. 620-621.
Hansen,L.& K. Knudsen (1997), Nordic Macromycetes, Kopenhagen, Vol 3, p. 175
Vellinga, E.C. & Th. W. Kuyper (2012), Uitheemse ectomycorrhizapaddensteoelen, Coolia 55(2), 55-64.
Hans Vermeulen, Paddestoelen, Schimmels en Slijmzwammen van Vlaanderen (determinatiesleutels aan de hand van kenmerken), De Wielewaal, Turnhout, 1999, p. 535

Top