Forse aardster
(Geastrum coronatum)
NMV Ga 211030

Vooral een duinsoort, d.w.z. afhankelijk van zand(suppletie) uit Noordzee en voormalige Zuiderzee, en afhankelijk van een bijbehorende standplaats met een strooisellaag van typerende bomen en struiken.
Nodig is dus een stevig pak zand, wat al een stevig paar jaar ligt. Je moet dan denken aan wegbermen, dijktaluds en dergelijke. In de Groot-regio Amsterdam zijn die er genoeg. Zeezand-suppletie komt voor vanaf eind jaren '70, dus niet iedere berm is even geschikt.

Geastrum coronatum

Foto links: Forse aardster
Meijendel

Geastrum coronatum

Foto rechts: Forse aardster
Meijendel

Geastrum coronatum

Foto's:
Forse aardster, 30 nov. 2011


Verwisseling in bepaalde groeistadia is mogelijk.
Hoe ga je te werk:

  • Omchrijf de mondzone (deze is groeifase afhankelijk)
  • Aardster omkeren: is er een steel met kraag (in wording)?
  • Zit strooisel vastgegroeid of los uitschudbaar in de krans
  • Zit er een lidteken in de krans?
  • Test verkleuring door beschadiging
  • Als niets helpt: vondst drogen als herbarium exemplaar, en dan kijken naar steel, kraag, lidteken
Geastrum coronatum

Standplaats: Onder meidoorns
onderaan steile, relatief kale helling

Geastrum coronatum

Foto:
Forse aardster, vastgegroeide grond

Geastrum coronatum

Foto:
Na wegbreken en afspoelen


Kenmerken: Zie: Bouw van het Geslacht Aardster (Anatomie Genus Geastrum)

  • Middelgrote soort
  • Steel (onder bolletje): stevig, kort, 1-6 mm lang, 3-6 mm dik
  • Apofyse: afgeronde uitzakking
  • Steel kleur: donker
     
  • Bolletje oppervlak jong: fijne korreltjes of melige laag
  • Bolletje oppervlak oud: glad
  • Bolletje kleur jong: lichtgrijs, creme tot bruin
  • Bolletje kleur ouder: donkergrijs tot zwart
  • Bolletje mondzone: gewimperd, vlak tot kegelvormig,
  • Bolletje mondzone: klein of afwezig hof, ringvoor afwezig of vaag
     
  • Slippen: aantal 7-12
  • Slippen-dikte: jong tot 5 mm, daarna barstend, afpellend
  • Slippen-kleur jong: lichtbeige tot lichtbruin
  • Slippen-kleur ouder: licht grauwwit tot grauwbruin
  • Slippen: niet-hygroscopisch, oud: punten rollen soms eenmalig omhoog of omlaag
     
  • Slippenkrans jong: vastgegroeide grond
  • Slippenkrans zeer oud: grauw-glad
  • Slippenkrans zeer oud: geen lidteken, soms wel gladde, kale plek of navel


Biotoop:
Boomlaag: hoogopgaande bossen met es, esdoorn, iep en/of zomereik, oudere meidoorn- of andere duinbosjes
Kruidlaag: afwezig of met miezerig kleine Hondsdraf en/of Kleine brandnetel plantjes op een kale humuslaag.
Bodem: dunne, snelverterende humuslaag op zand


Houtsoorten:
Loofhout (es, iep, esdoorn, zomereik; meidoorn, vlier, kardinaalsmuts)


Regio:

Groot-regio Amsterdam: Amsterdamse bos, Oeverlanden.
Duin-regio: Van Zeeuws Vlaanderen tot Bergen (kalkrijke duinen).
Regio Gooi- en Eemland: Stichtse brug (A27).

Geastrum coronatum Geastrum coronatum Geastrum coronatum

Forse aardster (oud)

Forse aardster (gedroogd herbarium ex.)

Meijendel, 7 jan. 2012


Verwisselbaarheid jong, in vochtige toestand met:

  • Krulaardster (Geastrum pseudolimbatum)
  • Kleine aardster(Geastrum minimum)

Verwisselbaarheid bij groeistoornis of plotselinge verdroging:


Bronnen:
Chrispijn, R. ed. (1999), Champignons in de Jordaan (De paddenstoelen van Amsterdam), Schuyt en Co, 162-163.
Hansen L. & H. Knudsen (1997), Nordic Macromycetes, Vol. 3, Heterobasidioid, aphyllophoroid and gasteromycetoid basidiomycetes, Kopenhagen, 1997, 444 pp.
Jalink, Leo M (1995) De aardsterren van Nederland en België, Coolia 38 Supplement.
www.mycobank.com


Determinatietabel:
Zie de determinatietabel op deze site.

Top