Foto: Vierslippige aardster:
Let op !
« standplaats: naaldbos (zie biotoop)
« slippen: 4(-6), op stelten (=fornicaat)
« steeltje: het linker bolletje lijkt op een steeltje te staan
« mondzone: gewimperd, met ringvoor en hof
« bolletje: in dit geval veel donkerder dan de slippen (niet standaard)
« nestvlieder: het zwamvloknest ontbreekt hier.


Vierslippige aardster
(Geastrum quadrifidum)
NMV Ga 211100


Biotoop:
In hoofdzaak een naaldbos soort, in bossen van 60 jaar en ouder, op kalkrijke zand en kleibodems.
In het buitenland ook in loofbossen en open grazige begroeiingen op kalkrijke bodem. De soort komt op uiteenlopende plekken voor in Nederland. Rond 1890 zijn veel stuifzanden (op pleistoceen zand en in de duinen) in Nederland vastgelegd met naaldhout. Daarbij is vaak experimenteel kalk toegevoegd aan de bodem om deze geschikt te krijgen voor de naaldhout aanplant. Veel oudere vindplaatsen van Vierslippige aardster lagen in zulke bospercelen. Hun aantal neemt daar de laatste jaren flink af. Dat kan liggen aan ontkalking door zure regen, of aan ouderdom van het bos.
Na de oorlog is in de Flevopolders veel naaldhout aangeplant. Die bossen zijn nu in hun optimum voor Vierslippige aardster.


Houtsoorten:
Naaldhout (den, spar, larix, zilverspar, jeneverbes)
Zelden in loofhout (els, berk, duindoorn)


Regio:

Groot-regio Amsterdam: Dichstbijzijnde plekken zijn de AWD-duinen en de omgeving van het Smithuyzerbos (Gooi).
Regio Gooi- en Eemland: In het uiterste zuidelijke puntje tegen de Vuursche bossen aan.
Duin-regio: Tussen Wassenaar en Ijmuiden.


Verwisseling Vierslippige aardster met:

  • Heideaardster (Geastrum schmidelii)
    Deze heeft een gevoord-geplooide mondzone, een glad bolletje en geen recht omlaag staande (=fornicaat of hoog convex) slippen
     
  • Kleine aardster (Geastrum minimum)
    Deze heeft een gewimperde mondzone, en geen recht omlaag staande (=fornicaat of hoog convex) slippen, en heeft altijd vast gegroeide grond.
     
  • Grote vierslippige aardster (Geastrum fornicatum)
    Veel groter model (grote soort), langere steel, zonder hof, zonder ringvoor.


Hoe ga je te werk om verwisseling uit te sluiten:

  • let op de vorm van de slippenkrans
  • Let op de mondzone: gewimperd of geplooid-gevoord? Hof aanwezig?
  • Als de mondzone verhoogd is, vergelijk hem dan met Kleine aardster
  • Kun je de aardster omkeren of zit hij vast (aan een nest)?
  • Als niets helpt: vondst drogen als herbarium exemplaar, en dan kijken naar steel, apofyse, mondzone


Kenmerken: Zie: Bouw van het Geslacht Aardster (Anatomie Genus Geastrum)

  • Kleine soort
  • Bolletje: doorsnede 5-15 mm.
  • Slippenkrans: doorsnede 1-4 cm.
  • Steel (onder bolletje): steel (kort=1-1.5 mm, breed=1-5 mm, meestal lichter dan bolletje), apofyse afgeronde uitzakking
     
  • Bolletje oppervlak: jong melig (fijne witte kristallen)
  • Bolletje kleur: jong grijs
  • Bolletje kleur: ouder licht tot donker grijs tot bruin
  • Bolletje mondzone: gewimperd, meestal met ringvoor, (soms afgeknot) kegelvormig, met (vaak verhoogd) hof
     
  • Slippen: aantal 4 (zelden afwijkend 3-6)
  • Slippen-dikte: vers tot 2 mm dik
  • Slippen-bovenkant kleur: jong wittig tot creme, ouder bruin, soms kraagvormend
     
  • Slippenkrans: vastgegroeide grond, "nestaardster"(zwamvlokkokertje onder de slippen)
  • Slippenkrans: geen lidteken
  • Slippenkrans: jong omgekruld(=saccaat) ouder staat hij "op pootjes" (=fornicaat of hoog-convex), niet-hygroscopisch
  • Slippenkrans: onderkant kleur eerst witig, later vuilwit
     
  • Zwamvloklaag: een nestaardster verlaat het zwamvloknest vroeg of laat; dat nest is jong glad en wittig, ouder wordt het lichtbruin.


Bronnen:
Leo M Jalink, De aardsterren van Nederland en Belgie, Coolia 38 Supplement, 1995.
Gerhardt, De grote Paddenstoelen Gids (voor onderweg), Tirion Natuur, 2006


Determinatietabel:
Zie de determinatietabel op deze site.

Top