Marterachtigen: Bunzings, Wezels en Hermelijnen

Natuurpark Spoorzicht maakt deel uit van de Diemer Scheg. Dat is een trekroute van wilde dieren tussen de Diem en de Watergraafsmeer.
Dieren die van deze route gebruik maken, zijn bij voorbeeld vossen, ringslangen, padden, marterachtigen zoals Hermelijn, Bunzing en Wezel, en kleinere zoogdieren, zoals haas, egel en noordse woelmuis.

Marterachtigen zijn predators (roofdieren) en staan aan de top van menige voedselketen. Het zijn merendeels nachtdieren, al kun je een Hermelijn soms overdag tegen komen. Bunzings kom je vrijwel nooit tegen. Overdag slapen ze, 's nachts jagen ze.

Hermelijn, Wezel en Bunzing komen ook voor in de regio rondom Spoorzicht. Rond 1991 verscheen het boekje Haring in het IJ, de verborgen dierenwereld van Amsterdam, van Martin Melchers en Geert Timmermans. Dat is een atlas van wilde dieren die in de wijde omtrek van Amsterdam (en Diemen) gezien zijn.
Van Park Spoorzicht waren tot 1991 geen martergegevens bekend. Dus alles wat sindsdien gezien wordt, is nieuw in dit kilometerhok. Hondenuitlaters hebben me wel eens verteld dat ze een Hermelijn of Wezel hadden gezien, en uitgezette woestijnratjes (wie doet dat nou?) , maar Bunzings? Nee.
 

  Bunzings kunnen verward worden met fretten, maar fretten hebben geen gezichtsmasker ( een mooi woord voor het wit gevlekte snoetje), en nertsen, maar die hebben geen doorschemerende lichtere ondervacht. De oren van de bunzing zijn klein, met grijswitte randjes.  

  De Bunzing is een generalist, die kan lopen, klimmen en zwemmen, met een voorkeur voor waterrijke gebieden, rietvelden, braamzomen, bosjes, en moerasjes, want daar leven de dieren die hij graag eet.
Schuilplaatsen zoekt hij in oude holen van ratten, konijnen, dassen, vossen, mollen, en boomwortelholtes, steen-, hout- en riethopen. In het terrein waar hij woont en trekt heeft hij veel behoefte aan dekking, en vindt dat in houtwalletjes, greppels, en braamstruiken.
Het leefgebied van een bunzing is minimaal ruim driemaal zo groot als het oppervlak van park Spoorzicht en is in de zomer groter dan in de winter. Het dier verdedigt zijn territorium door muskusgeur af te zetten in het terrein. Vossen en spitsmuizen doen dat trouwens ook met een soort muskusgeur.

Bunzings zijn vooral in de nacht actief, alleen van juni tot september zie je ze ook wel eens overdag rondscharrelen.
Bunzings leven solitair (op hun eentje), behalve in de ranstijd (paartijd maart-april). De draagtijd duurt zes weken. Na drie maanden zijn de jongen zelfstandig en vanaf half juli tot november zoeken ze een eigen woongebied.
Bunzings worden in het wild meestal vijf tot zes jaar oud, soms tien jaar.

Bunzings zijn roofdieren, en ze eten dus dieren. Dieren zoals ratten, muizen, eieren, kikkers en padden. En die dieren leven in Natuurpark Spoorzicht en in moestuintjes en onder duiventillen langs de spoordijk.

Meer informatie:
Martin Melchers en Geert Timmermans, Haring in het IJ, Het verborgen dierenleven van Amsterdam, Stadsuitgeverij Amsterdam, 1991, ISBN 90-5366-020-8.
Rogier Lange e.a., Zoogdieren van West-Europa, Veldgids 8, KNNV-Uitgevers, Utrecht, 2003, ISBN 90-5011-077-0
 

bunzings zijn bijna altijd alleen dood te zien
Foto: 16 juli 2006 - Zodenhoek Park Spoorzicht - Nikon Coolpix 4500
Bunzing jong, ongeveer drie maanden oud
poes gijs
Vorige scherm