Satyridae

(familie van de Zandoogjes)

Spoorzicht als snackbar voor rups en vlinder

soort en familie waardplanten, overwinteringsgedrag en nectarplanten
Nederlands Latijn ei en rups overwintering vlinder

Argusvlinder
lasiomata
megera
grassen:
b.v. kropaar, beemdgras,
ruwe smele, kweek
standplaats:
vooral in kleine
kuiltjes in het terrein


1 eitje per blad of stengel
rups verpopt op verdorde,
of lage planten,
stenen, en stukken hout
2 tot 3 generaties
overwintert als rups
ruige begroeiing


akkerdistel, vlinderstruik, watermunt, koninginnekruid, braam, dahlia, distel,klaver, jacobskruiskruid,


meer dan 90 soorten

Bruin zandoogje
maniola
jurtina
grassen:
b.v. veldbeemd
standplaats:
vooral op en bij paden
spoordijken, wegbermen,
ruigten,lichte bossen


eitjes op gras
1 generatie
overwintert als rups
bloemrijk hooiland,
extensief beheerd


akkerdistel, kale jonker, braam, jacobskruiskruid, koninginnekruid


meer dan 125 soorten
Bont zandoogje pararge
aegeria
bosgrassen:
Bosgrassoorten , kweek en kropaar.


1 eitje per grasblad
Drie generaties per jaar:
de 1e van eind maart tot eind juni; piek 10-25 mei.
De 2e vliegt van midden juni tot begin september, piek: 15 juli tot 20 augustus.
De 3e generatie vliegt van eind augustus tot eind oktober.
Overwintert als rups en als pop enige cm's boven de grond aan verdorde plantenstengels en stukken hout.
voedselarme,
ruige graslanden

braam, huttentut,paardebloem, koninginnenkruid, distel, struikheide, sporkehout, akkerdistel, kool, gewone vlier, hop, prunus, rhamnus,kamperfoelie, vetkruid, berk, sneeuwbes, framboos, ratelpopulier, liguster, vederdistel.


ruim 28 soorten

Hooibeestje
coenonympha
pamphilus
grassen:
b.v. kamgras, straatgras
zwenkgras,beemdgras
reukgras


1 eitje per grasblad
2 tot 3 generaties
overwintert als rups
voedselarme,
ruige graslanden


akkerdistel, boerenwormkruid, watermunt, aster, braam, koninginnekruid, jacobskruiskruid, streepzaad, klaver, liguster


meer dan 90 soorten

  Opmerking:

De Argusvlinder werd maar enkele malen waargenomen in park Spoorzicht en een paar keer bij de tuinen van 'Ontspanning na Arbeid'. Het is zeker geen geregelde gast, en door het onrustig gedrag vlieggedrag is de waarneming vaak onzeker. Toch zijn we zeker van tenminste een waarneming in 2001, 2002 en 2003.
Een argusvlinder is een standvlinder die zijn territorium sterk verdedigt, maar argusvlinders tref je vaker trekkend aan, ze zijn vaak druk en beweeglijk. Ze komen zelden terug op de plek waar je ze daareven zag. De argusvlinder is een zeer schichtig dier, en is moeilijk te benaderen. Besluipen tot op minder dan vijf meter, lukt zelden. Je moet er als het ware op je buik naar toe tijgeren. En vooral langzaam.
Als je ze ziet, zitten ze vaak in kort gras op een schrale zanderige of stenige bodem, zich op te warmen in kleine kuiltjes in het terrein, met gesloten vleugels. Daar worden ook vaak de eitjes afgezet, in die kleine warme terreininzinkingen zoals kuiltjes van konijnen of pootafdrukken in het pad.
Voor de vluchtoriëntatie van de argusvlinder zijn bermen dijken, heggen en bosranden van belang. In park Spoorzicht zijn het vooral de bosranden aan de zuidoostkant (els) die de meeste kans bieden.

Het Hooibeestje zagen we op 12 juni 2000 op de rand van het kilometerhok bij de spoordijk tegenover de zgn. ringslangendriehoek. Dat is de plek waar politiek correcte ringslangen zich mogen ophouden in Diemen.
Hooibeestjes houden van kort, droog, vaak stoppelig gras (vaak een plek met bekermos en gevorkt heidestaartje op de grond), en dat is in Diemen vaak langs de spoorlijn. Het Hooibeestje oriënteert zich op grootschalige infrastructuur. Voedselarme, schrale graslandbegroeiingen in bermen, dijken, spoorwegtaluds, sloten en kanalen zijn in de vlucht de bindende elementen. Die wegen in het landschap kunnen ze goed volgen. Ze leven in de (spoorweg-, autoweg, en kanaal-)bermen. Maar ze kunnen ze niet oversteken, want daarvoor is hun vlucht en hun termiekbeheersing te zwak.
Voor de ei-afzet richt het hooibeestje zich op hoogteverschillen in een matig tot zeer voedselarme graslandvegetatie. Voedsel zoekt het hooibeestje in ruigten en bloemrijke graslanden. Het hooibeestje is in staat zeer snel nieuwe terreinen te kolonialiseren.
Het hooibeestje is een standvlinder. De vlinder vliegt dicht bij de grond, steeds korte stukjes. De vlucht is vrij grillig en fladderig. Bij harde wind zit de vlinder vaak diep weggekropen in het gras, en waait desondanks makkelijk van de pootjes. Het hooibeestje zie je nooit met open vleugels stilzitten.

Het Bont zandoogje is nu enkele jaren achtereen en met meerdere generaties waargenomen in Park Spoorzicht (1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004). Door de bosgroei krijgt deze soort het meer naar de zin. Het is een echte bosrandvlinder. In het voorjaar vliegt de vlinder over de zonnige paden langs het bos, en in warme zomers over de schaduwrijke paden in het bos, zoals langs het junglepad in park Spoorzicht.
Bont zandoogjes zijn bij uitstek territoriale vlinders. Ze kiezen positie op vaste plekjes, vaak tot twee meter hoogte in de struiken en patrouilleren vandaar af over paden heen en weer. Hun territorium is vaak maar 5-10 meter lang, en alle andere (soorten) vlinders worden daaruit verjaagd.

Bruin zandoogjes zitten er ieder jaar in park Spoorzicht (in ieder geval in 1998,1999, 2000, 2001, 2002, 2003, 2004,2005). Bruin zandoogje is een echte graslandvlinder. Je hoeft er op de bospaden eigenlijk niet naar te zoeken. Daar zijn ze niet of zelden te vinden.
Het aantal Bruin zandoogjes (en zwartsprietdikkopjes, ook een typische graslandvlinder) lijkt sterk af te nemen. Het jaar 2003 was een goed bruin zandoogjes jaar. In het Laegieskamp bij de Hilversumse Meent zag ik er op een dag meer dan 800 bij elkaar. In park Spoorzicht in 2003 niet meer dan 20, in 2004 maar 5, in 2005 maar 3.
Dat is beslist anders geweest. In 2000 waren er op een dag meer dan 60 tegelijkertijd op het veld aan het rondfladderen.
Die afname kan veroorzaakt zijn door het maaibeleid en door de toenemende verbossing.
 

 
Veranderend Maaibeleid:
In 1999 en 2000 is het veld in september gemaaid en gehooid. Het hooi werd aan de randen van het veld op een hoop gelegd. In die hopen overwinterden veel kleine watersalamanders, kikkers en padden.
In 2001 en in 2002 heeft men in september niet alleen gemaaid, maar ook het veld geschraapt en het maaisel afgevoerd naar elders.
Een veld schrapen is goed voor de flora (verschraling geeft meer soorten bloemen, o.a. Grote ratelaar is sindsdien aanwezig) maar slecht voor de vlinderstand (rups en ei worden met het hooi mee afgevoerd).
In 2003 heeft de gemeente wel laten maaien, maar heeft het hooi laten liggen (dat is goed voor rupsen en eitjes van vlinders). Dit hooi is door vrijwilligers bijeen geharkt en verplaatst naar de randen van het veld.
Het laten liggen van afgemaaid gras (hooi) is namelijk heel slecht voor de flora. Het hooi verstikt de grasmat. Dat leidt tot een viltlaag waar veel soorten bloemen niet meer door heen kunnen komen. Einde bloemrijk hooiland betekent einde vlinders.
Bovendien leidt vervilting van de grasmat tot vermesting van het land. Uit het rottende hooi komen veel meststoffen vrij. Dat leidt tot verruiging (brandnetels en akkerdistels) en tot minder soorten bloemen, en dus tot minder soorten vlinders die daarvan kunnen leven. Hoe minder soortenrijk een wei, hoe meer bloemen op het zelfde tijdstip bloeien en dus ook uitgebloeid zijn, en hoe minder tijd er overblijft, waarin er voedselaanbod is voor vlinders.

Het gemeentelijk maaibeleid hing samen met het afsteken van vuurwerk in de septemberse feestweek. Omdat het vuurwerkbeleid is aangescherpt, mag er sinds 2003 geen vuurwerk meer worden afgestoken in het park.

Qua natuurbeheer blijft maaien in september noodzakelijk om verruiging en boomopslag tegen te gaan. Niet persé ieder jaar alles maaien, maar in wisselstroken (ieder jaar een gedeelte) is goed voor de bloemigheid van het veld.
 


poes gijs
Vlindercafé
 
      



Voor het laatst inhoudelijk bijgewerkt op 1 mei 2006