Geelvlek heidelibel Korenbouten [Libellulidae] Sympetrum flaveolum  

  Waarnemingen:   Geen.  
  Verspreiding:   Algemeen. Is waargenomen in meeste uurhokken in 't Gooi (vooral westkant). Niet in 't Laegieskamp gezien. Maar het had gekund. De soort is wel ingetekend in het uurhok.  
  Vliegtijd:   Juli tot september.  
  Biotoop:   Min of meer vegetatierijke, ondiepe en snel opwarmende watertjes, die 's zomers vaak droogvallen. Ook veel in pioniersmilieus, drassige grasland en vlakke oeverzones.  
  Gedrag:   Jonge dieren zwerven over grote afstanden, en zoeken zonnige plekjes op. Trekkende dieren slapen in grote groepen op beschutte plekken, soms met zo'n tachtig stuks per vierkante meter. Jagen doen ze vanaf een zonnige uitkijkpost.  
  Ei-afzet:   Mannetjes wachten op hun zitplaatsen op de vrouwtjes. Ze paren in de begroeiing, duur: zo'n 30 minuten.
Ei-afzetting begint dippend in tandem, maar al gauw laat het mannetje los, en gaat hij toe zitten kijken.
Ei-afzet vindt plaats op zompige of droge plekken, drooggevallen oevers, modder, in lage, halfopen begroeiing. Het zijn plekken die 's winters onder water staan en 's zomers droog staan.
 
 Ontwikkeling:   de hele levenscyclus duurt een jaar. Het ei overwintert. In het voorjaar komt het uit. De larf leeft tussen de waterplanten, en is binnen twee maanden klaar om uit te sluipen.  
 Uitsluiping:   Op een ochtend, vroeg op de dag sluipt de larf uit op biezen, russen of zeggen, op zo'n 10-30 cm boven de waterspiegel. Van mei tot september vinden uitsluipingen plaats. De piek ligt in juni en juli. Van juli tot oktober vinden de meeste paringen plaats.  
 Mobiliteit:   Plant zich vooral voort op de zandgronden en in de duinen. Oostelijke soort.
Invasiesoort. De aantallen wisselen sterk van jaar tot jaar. Vooral bij oostenwind kunnen enorme zwermen arriveren. In 1995 werd zo'n zwerm boven het IJsselmeer geteld. In een half uurtje tijd kwamen zo'n 40.000 dieren overvliegen. De zwerm was twee dagen eerder in Hamburg overgekomen, en kwam een dag later in Engeland aan. Dat zegt iets over de snelheid en het uithoudingsvermogen waarmee deze dieren vlogen.
De soort zoekt een gebied dat op de overgang ligt van nat naar droog terrein.
 
 Begeleiders:  
Soorten die goed aangepast zijn aan droogvallende wateren:

Gewone pantserjuffer (Lestes Sponsa)
Zwarte heidelibel (Sympetrum danae)
Bloedrode heidelibel (Sympetrum sanguineum)

[Een * staat bij de aangetroffen soorten in en om 't Laegieskamp.]
 
Verwisselbaarheid:
  • Steenrode heidelibel (S. vulgatum)
    De Steenrode heidelibel heeft een zwarte, langs het oog omlaag lopende, oogstreep, en heeft een licht knotsvormig achterlijf.
    De Geelvlek heidelibel heeft een cylindrisch achterlijf en de zwarte oogstreep loopt niet omlaag af langs het oog.
  • Bloedrode heidelibel (S. sanguineum)
    De Bloedrode heidelibel heeft een licht knotsvormig achterlijf, en een intens rood achterlijf; de poten zijn geheel zwart.
    De Geelvlek heidelibel heeft geen knotsvormig achterlijf, het rood van het achterlijf neigt meer naar bruin, en de zwarte poten zijn geel gestreept.
  • Zwervende heidelibel (S. fonscolombii)
    De Zwervende heidelibel heeft rood aangezette aderen op de vleugel, vaak geel gestreepte poten, grijsblauw aan de onderkant van de ogen, geen zwarte oogstreep, en een zwart omrand oranje basisvlek.
    De Geelvlek heidelibel heeft geen blauw in de ogen, geen gekleurde basisvlek in de vleugels maar heeft wel een zwarte oogstreep, en heeft ook geel gestreepte poten.
 
  Foto's, zie:   http://www.ulstermuseum.org.uk/dragonflyireland
http://perso.wanadoo.fr/ramieres
 

werthof.home.xs4all.nl/libellen.html::
libellen::libellen=>korenbouten