Dwergbovist
(Bovista limosa)
NMV Ga 202030


Taxonomie (stamboom):
Dwergbovist is een soort uit het geslacht Bovist (Bovista). Voor deze groep bestaan aparte beschrijvingsbegrippen, zoals gleba, subgleba, e.d. Voor uitleg, zie hier.

Dwergbovist, NMV-werkweek
Zeeland, 13 okt. 2001


Veldkenmerken :
Zeer klein, min of meer bollig zwammetje, met een klein voetje, in totaal circa 1 cm hoog, en 0.5-1.5 cm doorsnee. De opening op de top is (na rijping) kegelvormig verhoogd en ravelig. Jong wit en korrelig-melig, schurftig-vezelig. Oud: de opperhuid verdwijnt, de binnenwand blijft staan, en deze is omberkleurig bruin tot roodachtig. Het is een relatief vroege soort die al vanaf mei te vinden is.

Foto's:
Goede foto's van de Dwergbovist (uit Zweden) zijn te vinden op de website van Irene Andersson: Dwergbovist1, Dwergbovist2, en Dwergbovist3


Biotoop:
Dwergbovist komt uitsluitend voor op droge standplaatsen zoals kalkrijk duin, kalkrijke heide, en open bos op kalkrijk zand, soms in kalkrijke wegbermen.


Regio:
Volgens de Verspreidingsatlas komt de Dwergbovist vooral voor in Zeeland, langs de randen van de Noordoostpolder, op enkele recreatiestranden bij de Randmeren, bij Noordwijk, stranden bij Lauwersoog, en in het Amsterdams Waterleiding duin.


In Amsterdam is Dwergbovist ooit een keer aangetroffen, op een zandig stukje in het Amsterdamse bos, door iemand die goed en gericht kon zoeken. De kans er eentje aan te treffen is dus bijzonder klein Voeg daaraan toe de maat van het dingetje: amper een centimeter groot, waarbij vaak de helft ook nog ondergronds zit, en dan weet je het wel.


Verwisselbaarheid Dwergbovist:

Kleine bovist (Bovista pusilla): Kleine bovist is bijna tweemaal zo groot als Dwergbovist.
Vaak staan stuifbal, Melige bovist, Melige stuifzwam , en Kleine bovist op dezelfde standplaats. Ze zijn op verschillende tijdstippen van het jaar vers, en wit.
Kleine bovist, Melige stuifzwam en stuifballen zijn in het verleden in de groot-regio Amsterdam aangetroffen, o.a. op het zandlichaam van de A10 aan de zuidkant van de stad.

Dwergbovist heeft is de kleinste, altijd bolvormig, nooit peervormig, heeft geen stevige wortelstreng (zoals Melige bovist, Kleine bovist, en Melige stuifzwam), heeft geen subgleba (zoals Melige bovist, Kleine bovist, en Melige stuifzwam), heeft op leeftijd geen oranjebruine onderkant (zoals Melige bovist), groeit niet volledig bovengronds (zoals Melige bovist en Kleine bovist), verkleurt jong niet bij aanraken (zoals Kleine bovist), en krijgt als enige van deze drie een opening die duidelijk rafelig wordt, en die met een verdiepte ringvoor of met juist een wat kegelvormig opstaand hof, uit de toon valt.
Je herkent Dwergbovist aan wat eraan ontbreekt, zogezegd.

Buitenlandse literatuur wijst erop dat Dwergbovist jong ook te verwarren is met Zwartwordende bovist en Loodgrijze bovist.
Bij ons zijn dat aanzienlijk grotere soorten, die altijd op de grond staan, nooit verzonken in de grond groeien.
Ze hebben alledrie geen subgleba (hoewel Bates e.a 2009 anders meent). Ze missen alledrie een stevige wortelstreng. Ze zijn alledrie bolvormig, nooit peervormig. Zie determinatietabel. Maar als ze ouder worden is verwisseling zeker onmogelijk.


Bronnen:
Zie Hier.


Top