Melige bovist
(Bovista aestivalis)
NMV Ga 202060


Taxonomie (stamboom):
Melige bovist is een soort uit het geslacht Bovist (Bovista). Voor deze groep bestaan aparte beschrijvingsbegrippen, zoals gleba, subgleba, e.d. Voor uitleg, zie hier.


Foto's Melige bovist: Schotsmanplaat, 17 okt. 2001


Veldkenmerken :
Jong: wit, fijn zemelig tot bemeeld, wit vlees.
Kenmerkend is een stevige witte wortelstreng.
Iets ouder ontwikkelt zich bij de (kleine) steelvoet sponsachtig weefsel (steriel, subgleba, compact, nooit meerkamerig). De binnenwand krijgt een geel tot grijsbruine tint, en is kaal.
De bovist blijft, ook bij het ouder worden nog lang een fijn zemelig tot bemeeld uiterlijk houden.
Als de sporen rijp zijn, scheurt de bovist in aan de top. daar ontstaat een gat waardoor de sporen verstuiven.

Melige bovist groeit volledig bovengronds, en is met een stevige (witte) wortelstreng verankerd in de grond. Die wortelstreng is vaak net zo lang als de bovist hoog is, en is valt op door de kolom van vastgegroeide grond.


Biotoop:
Droge kalkhoudende zandgrond, vooral in duinen, schraal grasland, en op open bosrijke plaatsen. Vooral van augustus tot oktober.


Regio:
Volgens de Verspreidingsatlas kwam de soort vooral voor nabij Stichtse brug, Zuiderhei en Kivietsdal- omgeving. Zuiderhei en Kivietsdal zijn op zich geen plekken met kalkrijk zand, maar alle oude fietspaden in het Gooi waren jarenlang met schelpenkalk opgehoogd. Pas recent (na 2000) is Goois Natuur Reservaat overgestapt op een soort leem-grind mengsel voor alle fietspaden. Dat kalkarme mengsel is gestort over de bestaande kalkrijke paden. Gebruikte argument: leem is milieuvriendelijker, want inheemser, dan schelpen.

In de groot-regio Amsterdam is niet veel bekend over het voorkomen van Melige bovist. Melige stuifzwam komt vaker voor. Er schijnt ooit een Melige bovist vondst te zijn gedaan, voor 1960, of zo, ergens bij het Amsterdamse bos.

Foto: NMV excursie Texel, 7 nov. 2004
Een stuifzwam of bovist is in dit stadium bijna niet op naam te brengen vanaf foto. Details op de wand van het bolletje zijn te vaag voor determinatie, een pseudowortel is niet te zien. Jammer dat de twee voorste vaag zijn, en dat de schepte-diepte niet klopt.
Het wachten is op een betere foto.


Verwisselbaarheid Melige bovist:

Kleine bovist (Bovista pusilla ) (Vermeulen, 1999, p.540 en Gerhardt, 2006, p.604):

  • Melige bovist heeft een tot 15 mm hoge steelvoet, vaak met steriel weefsel, en Kleine bovist heeft geen steelvoet, en zelden steriel weefsel.
  • Melige bovist is oud bruin en fijnzemelig, terwijl Kleine bovist oud bruin en grofzemelig is.
  • Melige bovist heeft een echt-witte wortelstreng, Kleine bovist heeft vaak een grijs-bruine wortelstreng.
  • Melige bovist is onderaan vaak opvallend oranjebruin, Kleine bovist is nooit oranjebruin aan de onderkant.
  • Melige bovist verkleurt niet bij aanraken, Kleine bovist verkleurt wel (van wit naar bruin).
  • De binnenwand van de Melige bovist is geel tot grijsbruin, de binnenwand van de Kleine bovist is grijsbruin.

Dwergbovist (Bovista limosa) heeft geen wortelstreng, groeit niet volledig bovengronds, heeft geen oranjebruine onderkant, heeft als enige van deze drie een topopening die kegelvormig verhoogd en rafelig wordt, en het is de kleinste bovist van deze drie (van hooguit een centimeter doorsnee).

Melige stuifzwam ( Lycoperdon lividum Pers.) lijkt afschuwelijk veel op Melige bovist, maar is altijd peervormig (met een relatief kort en breed steeldeel) en ontwikkelt bij rijping meerkamerig subgleba (dat is een voelbaar verschil).
Jong: onbestemd wittig-creme-lichtgrijs-bruin, met een zeer fijn, wit melig laagje. De buitenwand verkleurt niet bij aanraking. De steel zit vaak grotendeels in de grond, en je moet hem haast uitgraven om het verschil te zien.
Ouder: snel kaal wordende soort. Afgevallen korreltjes laten geen netpatroon achter. Dat gebeurt wel bij de Melige bovist, in de vorm van gaatjes met schubjes (ostiolen), maar dat slijt snel af.
Vermeulen: Jong melig-korrelig bleek bruin, ouder: toenemend kaal grijsbruin. Vrij klein, met tamelijk kort steeldeel.
Klein (voor een lycoperdon), dat is toch nog snel 2-4.5 cm hoogte voor het vruchtlichaam. Onderaan met witte, dikke wortelstreng. Grijsbruin heet ook wel kleiig.

Er zijn dus maar twee-drie makkelijke verschillen, beide bij rijpende exemplaren: subgleba, de aan- of afwezigheid van rondjes met schubjes, de snelheid waarmee de soort kaal wordt, en een moeilijker verschil: vormverschil.
Houdt ze jong maar eens uit elkaar!


Bronnen:
Zie Hier.

Samenvatting Melige bovist:
VR. maat: 10-40 mm doorsnee, met al dan niet steelvoet tot circa 15 mm.
VR. vorm is bolvormig, horizontaal of zijdelings afgeplat bolvormig, tot soms bijna peervormig.
VR. onderkant is licht straalsgewijs geplooid aan de basis (=plicaat)
Wortelstreng (rhizomorf) is dik, 5-20 mm lang, met witte mycelium strengen, in vastgegroeide grond.
Buitenwand kleur: begint wit, maar verkleurt via geelachtig wit (3A2), naar bleekgeel(3A3),
Buitenwand structuur: jong fijn zemelig (vooral onderaan).
Als de buitenwand slijt, ontstaan kleine gaatjes met schubjes.
De schubjes slijten eraf en staan dan soms rechtop aan de randen (loep).
De schubjes blijven op latere leeftijd niet achter op de binnenwand.
Binnenwand structuur ouder: glad, kaal, papierachtig, mat, dof, en is behoorlijk slijtvast.
Tot 3 cm doorsnee, tot 4 cm hoog.
Binnenwand kleur: wordt bij bejaarde gevallen geliggrijs (3B2) tot vaalgeel(3B3-4), oranjegrijs (5B2), grijzig oranje(5B3-5) tot bruinachtig geel(5C4-7).
Gleba grijzig geel(4B-C3-5), bruinachtig oranje (5C4-5) tot geelachtig bruin (5D4-6), katoenachtig.
Subgleba bruinachtig orange (5C3-5), bestaat uit compacte cellen (enkelkamerig), vaak gereduceerd aanwezig.
Opening: onregelmatig, 4-5 mm breed.

Seizoen: augustus-oktober (boreaal: zomer-herfst)
Standplaats: op open, mosrijke plaatsen, in schrale graslanden, op droge kalkhoudende zandgrond, in de duinen, op de hei (in de buurt van fietspaden), bij (spoor-)wegen op de taluds (aangelegd met zeezand), op recreatiestranden langs de randmeren van de Flevopolders (aangelegd met Zuiderzeezand).
Op de standplaats zijn vaak ook stuifballen, Kleine bovisten en Melige stuifzwammen te vinden.
In de USA in open gebieden op de grond, maar ook tussen naald- en bladafval onder populier, juniperus, dennen en sparren.
Verspreiding: In Canada, Noord- en Zuid-Amerika , Australië en Nieuw Zeeland, China, en Europa. Binnen Europa in ieder geval bekend uit Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Jura, Noord-Italië Hongarije, en Scandinavië.

Melige bovist (Bovista aestivalis [Bonord.] Demoulin 1979)


Top