Verlandingsproces en reliëfvorming (archief)

Herkomst van de grond

Klei en laagveen zijn zoals overal in Diemen de belangrijkste bestanddelen van de bodem en dus ook daar waar men de centrale wilde bouwen. Bij het bouwen van een centrale, ging men uit van regels voor maximale veiligheid. Daarom groef men de bodem bij de bouwput weg tot op het pleistoceen zand. Dat zit plaatselijk op een diepte van 8-16 meter onder het maaiveld.

Door het uitbaggeren van de bouwput raakten de eeuwenlang gescheiden lagen veen en klei met elkaar vermengd tot een nieuwe voedingsbodem, samen met het al aanwezige zand en silk voor de kust.
Bij de Zeehoeve, grond die tot 1993 nog goed werd onderhouden door de boer (dhr. Hennipman), bestaat de ondergrond uit laagveen, met een toplaagje van zeeklei. Vruchtbare grond, waarop zelfs wilde kastanjes en vruchtbomen goed groeien. Grond zoals overal langs de Diem.
De grond in de binnendijkse polder ligt aanzienlijk lager dan de buitendijkse gronden aan de zeezijde van de oude Zeedijk. Bemaling van een laagveenpolder doet het veen inklinken; daardoor zakt het maaiveld steeds dieper weg. Het PEN-eiland wordt niet bemalen.


Effect van de Zeedijk
De Zeedijk werd in een ver verleden aangelegd en versterkt om overstromingen tegen te gaan. Toen de dijk eenmaal stand hield, trad er een onvermoed bijverschijnsel op.
Van Naarden tot Huizen kalfde sindsdien de zanderige kliffenkust van de Zuiderzee af met honderden meters, maar van Naarden tot bij Amsterdam toe slibde buitendijks juist grond aan.
Zo ontstonden buitendijkse gronden, waarvan de Diemer Buitendijkse polder bij de Diemerzeedijk een mooi voorbeeld is. Door verharding van de oever en vaak door ophoging (vuilstort) werd het nieuwe land dan veilig gesteld.
Op oude historische kaarten is dat goed te zien. Al in zeventiende eeuw ontstonden polders (grienden) tussen de Zeedijk en de Zuiderzee in op de zandplaat voor de kust (het Muiderzand).
Vaak werden deze gronden verpacht of geschonken aan armen of instellingen voor armen, of werden kade-beheerders aangewezen die met takkenbossen(wilgentenen) en klei de rand van het gebied moesten vastleggen. Bij vloed overspoelden deze gebieden meestal en ook bij grote najaarsstormen. Zo zetten zich om beurten laagjes humus(wilgenblad) en slib af, die samen een heel vruchtbare humuslaag deden ontstaan.


Effect van Afsluitdijk en Zuidelijk Flevoland
De verlanding ging pas echt snel toen afsluiting van de Zuiderzee in 1932 een feit was, door het wegvallen van het tij, en het brakker worden van het water. Rond 1970 was het water al zo verzoet dat echte zout- en brakwater minnende planten vrijwel niet meer voor kwamen. Het effect van overstromingen door de najaarsstormen verdween na aanleg van de dijk van Zuidelijk Flevoland(1968).

De rietzone begon daardoor sneller en verder 'zee-'waarts te groeien en in deze rietzone volgden meer landinwaarts moerasplanten, wilgen, elzen en op sommige, meer zanderige plaatsen zoals in Naarden later ook berken en eiken.

Het beheer van de wallekant bij Naarden werd eind jaren zeventig overgedragen aan het waterschap. Rond die zelfde tijd eigende Domeinen zich de buitendijkse gronden van Diemen toe, door deze in te dijken in het PEN-eiland.


Omvang buitendijkse gronden
Heel opmerkelijk is de ligging van de gemeentegrens van Diemen op een kaart van de topografische dienst van Muiden en Muiderberg (blad 103,104) uit 1994 over het PEN-eiland. Deze grens volgt nog precies de kustlijn van de oude buitendijkse gronden. Met een boog rondom de Nes, een bult grond waar de Zeehoeve 37 hectare hooiland had liggen, en met een strook langs de dijk waar de huidige hooilanden liggen, die toen ook al door de Zeehoeve beheerd werd. [Bron: gesprek mevr. Bakker, geboren op de Zeehoeve, zus dhr. Hennipman.]

De Nes is grotendeels vergraven voor de aanleg van de schuthaven voor de baggerschepen van Ballast. Ook het zuidelijke koelwaterkanaal, en de personeelsjachthaven liggen op het terrein van de toenmalige Nes. Van de Nes rest alleen een stuk binnendijks PEN-eiland in het uiterste zuidwesten, een wilgenbroek-gebied met zeer grote en oude berken, populieren, elzen, meidoorns en appelbomen. Maar de smalle strook grond langs de Zeedijk bleef ongerept.


Overgang oude en nieuwe gronden
Precies achter de oude gemeentegrens van Diemen die de oude buitendijkse gronden markeert, liggen op het PEN-eiland weilanden waarop amper bomen staan op zwaar verslempte klei. Een open plek in het bos weer ten noord-oosten daarvan ligt iets lager maar bevat precies dezelfde klei. De vorm ervan doet denken aan een wiel of wade, een voormalige inham in een rietkraag. En pas daar achter, en daar omheen zakt het terreinniveau vrij snel en ligt zeer vruchtbaar veen op klei en zand. Precies op die overgang staan enkele populieren.

De oorzaak is te vinden in de manier waarop het slib opgespoten werd. De zware klei is het eerst gezonken, pal bij de vroegere baggerpijpmonden, het veel lichtere veen is als zweefvuil verder meegevoerd en later gaan zakken. Verder, lager in het bos ligt klei onder en veen boven, dichterbij ligt alleen klei. Veen bezinkt later dan zand, en zand bezinkt later dan klei. Dat heeft nog steeds gevolgen voor het reliëf, maar ook voor de transitie (vegetatieovergang) tussen de de oude gronden en de nieuwe gronden.
Het zelfde gebeurt wanneer men een terrein opspuit met kalkrijk zand. De kalk, schelpen meestal bezinken vlakbij de buismond, het zand zonder schelpen wordt verder meegesleurd met het water. Bij opgespoten zandvlakten is de positie van de buismond merkbaar aan het soort planten wat er wil groeien of juist niet wil groeien, en aan het reliëf van het terrein.
 



Verdroging
Verbossing
Terug
 
documentatie 1997   http://www.xs4all.nl/~werthof/peneiland.html