Geelsprietdikkopje Spikkeldikkopjes [Pyrgus] Thymelicus sylvestris

    Geelsprietdikkopjes, leerde ik uit een boek van Martin Melchers, zijn te herkennen aan de gele onderkant van de knopjes. Ik heb heel wat keren op de knieen gelegen, voordat ik ontdekte, dat dit advies fout was.
Geelsprietdikkopjes herken je al op grote afstand aan het vlieggedrag, een bredere afstand tussen de vleugels, en van dichtbij aan een lichtere vleugeltip.
 
  Zie:   Vliegtijden tabel  
  Foto's:   Foto man nectar drinkend op jacobskruidkruid.
Foto vrouw nectar drinkend op harig wilgenroosje
 
 
  karnemelksloot midden karnemelksloot noordwest karnemelksloot noordoost blauw grasland tennisbanen verlengde fortlaan zwembadvallei wei1 wei2 wei3 wei4 zwembadbos west zwembadbos oost eco-sloot fort pannekoek   Verspreiding:
Pleistoceen gebied, laagveen en duinen (weinig in rivierengebied). Soort neemt op zich niet af, maar lijkt de randstad te gaan mijden. (De soort lijkt b.v. uit het Gooi te verdwijnen), meer in oosten van het land, meer op wadden. Er worden meer individuen waargenomen in minder kilometerhokken. Wat ook kan betekenen dat er minder waarnemers zijn die het geelsprietdikkopje kunnen onderscheiden van het groot dikkopje. Afname vond met name plaats tussen 1945-1970, daarna was weer sprake van een toename.

Waardplant:
Breedbladige grassen (timotheegras, gladde witbol,kweek, pijpestrootje, boskortsteel, geknikte vossenstaart en gestreepte witbol. De rups leeft in enkele samengesponnen grasbladeren.

Dagbesteding:
Zo'n 41% van de dag op zoek naar eten op meer dan 36 soorten planten: akkerdistel, braam, dopheide, speerdistel, beemdkroon, jacobskruiskruid, witte klaver, langbladige ereprijs, wilgenroosje, vogelwikke.
 
  Generaties:   Eén generatie van half juni tot eind augustus
(Piek: 10 juli tot 25 juli).
 
  Overwintering:   In het late najaar verpopt de rups in een los spinsel tussen grasbladeren. Jonge rups overwintert als pop in een coconnetje aan de stengel van zijn voedselplant  
  Vlucht:   Voor vlucht gebruikt dit dikkopje ruige bermen in de beschutting van struiken of hagen, verruigde graslanden en bosranden.
Voor de eitjes trekt de vlinder af op ruigten en ruige graslanden met veel nectaraanbod.
 
  Beheer:   Extensief begrazingsbeheer, gefaseerd maaien, omdat anders alle eieren, rupsen en poppen met het maaisel worden afgevoerd.
In de maanden juli en augustus moet er veel nectar te vinden zijn.
 
  Observaties:   Standvlinder. In verruigde graslanden en bossen waar droge en natte terreinen naast elkaar voorkomen. Ruigte voor voedsel, bos en struweel voor de waardplanten. Vlinder patrouilleert soms.  
dagvlinders=>geelsprietdikkopje