Grote roodoogjuffer Waterjuffers [Coenagrionidae] Erythromma najas

    De Grote roodoogjuffer was voor mij een nieuwe soort. Ik leerde hem kennen in het Laegieskamp. Thuisgekomen zag ik hem ook in een sloot naast Natuurpark Spoorzicht in Diemen. En later zag ik hem vanuit de boot in het Naardermeer.
Gek is dat, dat als je soorten eenmaal kent, je ze steeds vaker waarneemt. In het Laegieskamp zaten de roodoogjuffers in 2002 alleen in het noordelijk kilometerhok, langs groter water.
 
  Zie:   Vliegtijden tabel
 
 
  Foto's:   Gemaakt in het Laegieskamp in 2002.
Foto pagina.
 
 
  map karnemelksloot midden karnemelksloot noordwest karnemelksloot noordoost blauw grasland tennisbanen verlengde fortlaan zwembadvallei wei1 wei2 wei3 wei4 zwembadbos west zwembadbos oost eco-sloot fort pannekoek   Verspreiding:
Tuinvijversoort. Zeer algemeen en wijd verbreid, maar met een voorkeur voor veen.

Vliegtijd:
Van 27 april tot 18 september (top:in juni).

Biotoop:
Stilstaande, wat grotere wateren met meestal drijvende begroeiing van witte waterlelie of gele plomp. Vijvers, sloten, plassen en vennen met een diepte van 80-150 cm genieten de voorkeur. Soms bij zwakstromend water als er drijvende fonteinkruiden aan de oppervlakte komen.

Gedrag:
Mannetjes onderhouden territoria vanaf drijvende bladeren van waterlelie of gele plomp.

Paring:
Vrouwtjes komen alleen naar het water om te paren. Een baltsgedrag van het mannetje zet de paring in. Paringsrad verdwijnt in het riet of in de bosjes.
 
  Ei-afzet:   De eieren worden in waterplanten afgezet. Dat gebeurt in tandem. Meestal zijn er vele tandems op een bloemstengel. De stengel is alleen maar de aanlegsteiger (groepsvorming, geen territoriumdrift). De eieren worden onder water afgezet. Als het vrouwtje haar zinnen heeft gezet op een onderwater plekje, laat het mannetje haar meestal los, wacht tot ze weer boven komt, koppelt dan weer aan op zoek naar een volgend plekje.  
  Ontwikkeling:   De eieren komen na twee weken uit. De jongere larven leven in de nabijheid van de drijvende waterplanten, oudere larven zoeken de oeverzone op. Larven overwinteren en sluipen het volgende jaar, of het jaar daarna, uit.  
  Uitsluipen:   De larven sluipen horizontaal uit op waterplanten, op flab en in het riet.  

  Verwisselbaarheid:   Kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum)

Drie kenmerken (mannetjes): de zijkant van segment twee, de zijkant van segment 8 en de aan- of afwezigheid van een X-teken op het tiende (laatste) segment.
Mannetje Grote roodoogjuffer heeft geen kruis op het tiende segment, en de zijkanten van segment 2 en 8 zijn niet blauw gekleurd, het achterlijf is grotendeels zwart. Mannetje Kleine roodoogjuffer heeft wel een kruis op segment 10 en wel blauwe berijping op segment 2 en 8.

Twee kenmerken (vrouwtjes): het wel of niet onderbroken zijn van de schouderstreep, en de kleur van de onderkant van de ogen.
Kleine roodoogjuffer vrouwtjes hebben een ononderbroken schouderstreep en een groenige onderkant van de ogen.
Grote roodoogjuffer vrouwtjes hebben een onderbroken schouderstreep en een gelige onderkant van de ogen,

Zitplaatsverschillen:
De Grote zit graag op de wat grotere drijvende bladeren.
De Kleine zit vaak op smallere drijvende bladeren en op flab, maar vaak valt dat niet op, want beide soorten verkiezen het zelfde biotoop.

Twee gedragsverschillen:
Mannetje 'Grote roodoog' zit in rust horizontaal, en mannetje 'Kleine roodoog' houdt in zit meestal het achterlijf iets omhoog.
Mannetje 'Grote roodoog' staan diagonaal in de lucht als hij in tandem helpt eitjes af te zetten. Mannetje 'Kleine roodoog' staan horizontaal in de lucht als hij in tandem eitjes helpt afzetten.
 

  Meer foto's:   Odonata van Bart Heirweg  

http://werthof.home.xs4all.nl/libellen.html::
libellen::juffers=>grote roodoogjuffer