De Torren Top Tien van Spoorzicht.
Last update: 15 maart 2005

  Torren zijn kevers, en kevers hebben kaken, ze kunnen bijten. Dat onderscheidt ze van andere insecten met zuigsnuiten, zoals wantsen.
Kevers maken een volledige gedaanteverwisseling door (eitje, larve, pop, volwassen imago). Dat onderscheidt ze van wantsen. Wantsen hebben een onvolledige gedaanteverwisseling (ei, nimf, volwassen imago).
De larven van kevers kunnen haast madeachtig zijn (boktor), op een rupsje lijken (haantje), of een andere vorm hebben (lieveheersbeestje, schildpadtor).

Oppervlakkig gezien lijken kevers op wantsen. Ze hebben allebei leerachtige dekschilden. Bij kevers dekken die de vleugels eronder volledig af. Bij wantsen is maar een deel van het rugschild verhard.
 
 


  Insectenjacht
in Park Spoorzicht

kilometerhok [126,484] bevat:
  Bladhaantjes en Snuittorren zijn bijna allemaal plantenetende keversoorten.
Bladhaantjes hebben een beetje bolle, afgeronde vormen, en zijn vaak opvallend mooi van kleur.
Hun larven zijn traag bewegende, vaak zwarte, slak- of rupsachtige dieren, maar wel met duidelijke pootjes.
De larven verpoppen zich net zoals lieveheersbeestjes. Ze krommen een beetje op, verharden, verpoppen zich, en uit de pop komt het haantje te voorschijn.
 
 
De bladhaantjes in Spoorzicht hebben met elkaar gemeen dat ze geelwit tot knalgele eitjes leggen in dichte hoopjes bij elkaar, meestal vastgekleefd aan de onderkant van bladeren. Denk daarbij aan het Groen zuringhaantje, en groene Duizendknoophaantje, het blauwzwarte Elzenhaantje, of het Geel wilgenhaantje, en het Distelschildpadtorretje.

Veel van deze bladhaantjes en snuittorren zijn enkele millimeters groot. De kans om ze te vinden is veel kleiner dan de kans om vlinders en libellen te zien. Ook zijn veel soorten maar enkele weken in het jaar te vinden. Vlinders en libellen hebben een langer vliegseizoen.

Haantjes kunnen tjirpende geluiden maken door de schouderplaten langs elkaar te wrijven. Maar ze maken zo'n zacht geluid dat je ze bij je oor moet houden om het`geluid te kunnen horen.
 


  1.Elzenhaantje,
Eet: Zwarte els,
(Agelastica alni)
  Het Elzenhaantje is een kleine blauwzwarte kever met een metallic blauwglans. De larven zijn zwart, de eieren eierdooiergeel.
De eieren liggen op hoopjes bijeen. De larven grazen in groepen op elzenbladeren, en ook de kevers zijn vaak bij elkaar in een troep te vinden.
Meerdere generaties per jaar eten van de bladeren van de zwarte els. Gladbladige elzen vreten ze minder graag dan de inheemse grofbladige zwarte els.
Grappig is dat vrouwtjes de gele eitjes een tijdlang vervoeren onder hun dekschild.
 

  2.Groen zuringhaantje,
Eet: zuringsoorten,
( Gastrophysa viridula)
  Zuringhaantjes eten zuring, en van mei tot augustus kun je ze ergens tegenkomen.
Zuring was in park Spoorzicht de eerste jaren bijna overal langs de randen van het veld te vinden.
Sinds het terrein verbost, vind je veldzuring, krulzuring en goudzuring alleen nog op het grasland.
 


  3.Duizendknoophaantje,
Eet: duizendknoop soorten
( ? )
 
  Het Duizendknoophaantje lijkt veel op het zuringhaantje, maar heeft een iets meer afgerond achterlijf. Het eet alleen maar duizenknoopbladeren, en dat gaat heel snel. Binnen korte tijd zijn de bladeren een grote gatenkaas.
Een plek waar je ze tegen kunt komen in park Spoorzicht, is aan het eind van het eerste junglepad. Op een grote open plek in het hart van het terrein, op de grens van nat en droog in de wintermaanden, staan veel polygonums in de zomer.
 


  4.Distelschildpadtorretje,
Eet: distels, klis,
( Cassida rubiginosa )
  Dit torretje leeft op distels, in vochtige terreinen, en langs wegbermen. In park Spoorzicht zijn een paar plekken waar vanouds veel akkerdistels en een paar speerdistels groeien, op een zonnige, warme en beschutte plaats. Daar zijn deze foto's gemaakt op een akkerdistel.  
  Het torretje doet z'n naam eer aan. Het houdt meestal de pootjes binnen het schild, en alleen af en toe zie je poot of kop daar onderuit komen.
Heel apart gedraagt zich de larve van deze schildpadtor. Het is een gedoornd beestje, en het camoufleert zich met samengepakte keutels en vervellingshuidjes. Die worden verzameld op de over de kop geklapte staart. Het schild van poepjes en de doorntjes maakt de larve heel onopvallend op de waardplanten distel en klis.
Als je het diertje schoon poetst, en de poepjes verwijdert, dan gaat de larve als een gek aan het werk om zo snel mogelijk weer poepjes op de rug te prikken. Binnen enkele seconden zit het diertje weer helemaal onder de smurrie.
 



  Snuittorren of Snuitkeverachtigen hebben een langere snuit met aan het uiteinde een stel kaken. In hun antennes zit meestal een haakse hoek. Hun larven hebben geen poten, en leven in planten, in zaden, in wortels, in houten stengels. Enkele soorten snuittorren veroorzaken zogenaamde bladrollers of peperhuisjes.  

  5.Groene bladsnuitkever of Groene struiksnuitkever
Eet: kruiden of bomen
( Phyllobius pomaceus of Polydrusus sericeus)
 
  Van april tot juli kun je in Park Spoorzicht deze bladsnuitkevers tegenkomen.
De kevers eten bladeren van Zwarte els, distels en Grote brandnetels, en hun larven eten boomwortels van deze bomen en planten.
Er bestaan zo'n 15 soorten van in Nederland, en het is, zonder ze te slopen, niet goed mogelijk om ze op naam te brengen. Maar het zijn leuke beestjes om te zien, en we laten ze liever heel.
Vooral rond ingang 3, bij de IVN-heemtuin, hebben we deze snuittorren vaak gezien. Ze zijn erg schuw, behalve als ze paren.
 
  Een groene bladsnuitkever op bomen
(Chlorophanus viridis)
  Dit dier lijkt toch sterk op het dier erboven. De foto is gemaakt bij Lauwersoog op Zwarte els.
De groengele lengtestreep langs de zijkant van het lichaam, is het kenmerk van deze soort. Ook deze bladsnuitkever eet vooral blad van distel, brandnetel en wilg.
In park Spoorzicht is deze soort nog niet gezien. Toch is de soort vrij algemeen in Nederland. Dus, wie weet.
 

  In Nederland komen bijna 60 soorten kapoentjes voor. De meeste soorten eten bladluizen en schildluizen, enkele soorten eten planten of meeldauw (een schimmel op planten). In Park Spoorzicht hebben we in de afgelopen jaren maar een stuk of vijf soorten gezien, zoals het Citroenlieveheersbeestje, het Tweestippelig lieveheersbeestje, het Zevenstippelig lieveheersbeestje en het Tienstippelig lieveheersbeestje.  

imago 6. Lieveheersmeestjes
Tweeëntwintigstippelig
Eet meeldauw
(Thea 22 punctata)
  Het Citroenlieveheersbeestje heeft 22 vlekjes. Het dier komt voor van april tot augustus (Michael Chinery, 1986) of zelfs van januari tot december (Heiko Bellmann, 1994). De foto's zijn gemaakt op 27 augustus 2003 in park Spoorzicht.
De ware grootte van dit diertje is maximaal 4 mm. Je vindt dit dier vaak op de inheemse, relatief ongevaarlijke, Gewone bereklauw.
 


  Meeldauwlieveheersbeestje
Eet: Meeldauw,
(Halyzia sesecimguttata)
  Het meeldauwlieveheersbeestje vindt je vaak niet op ruigtkruiden, zoals bereklauw, maar wel vaak op bomen, zoals op eik of iep. Misschien eet het andere soorten meeldauw.  


  Soldaatjes (Weekschildkevers) jagen op grassen, kruiden en struiken op levende en dode insecten. Ze zitten graag in de zon. Ze kunnen goed vliegen. In de zomer tref je ze vaak in grote aantallen op schermbloemen, zoals Gewone bereklauw en Gewone engelwortel. Dan eten ze stuifmeel, en paren met elkaar.
Er bestaan ruim 50 soorten soldaatjes.
 

  7. Zwartpoot soldaatje,
Eet: ongewervelden, stuifmeel,
(cantharis fusca )
  De meest voorkomende Soldaatjes in park Spoorzicht zijn het Zwart soldaatje, het Geel soldaatje en het Zwartpootsoldaatje. Het Zwartpoot soldaatje eet vooral insecten, en de larve eet wormen, slakken en stukjes plant. De twee andere soorten zijn vooral te vinden op bloeischermen, en lijken vooral stuifmeel te eten.  


  Er komen ruim 90 soorten boktorren voor in Nederland. Sommige soorten zijn gevreesd om schade die ze kunnen toebrengen, zoals de Grote timmerman en de Huisboktor. Als die begonnen zijn aan de houten balken in de vloer van je huis, dan kan je dat duur komen te staan.
Er zijn ook boktor soorten die zich gespecialiseerd hebben op ruigtkruiden, zoals de Distelbok.
 

  8. Distelbok,
(Agaphantia villosoviridescens)
  De distelbok komt voor op vochtige plekken, langs bospaden, in de bosrand, en in heggen. Van mei tot september is deze bok aan te treffen in park Spoorzicht, op allerlei plekken, maar vooral bij distels in de buurt.
De larven van de distelbok leven in de stengels van distels en andere ruigtkruiden.
 


  Kniptorren zijn langwerpige kevertjes met het vermogen om als ze op hun rug liggen, op te springen en zich om te draaien. Ze maken daarbij een knippend geluid. vandaar de naam. Hun larven staan beter bekend als ritnaalden en/of koperwormen. Deze larven zijn meestal of planteneter of vleeseter. De larven leven in rottend hout, in de bodem of in de strooisellaag.
Er komen in Nederland ruim 100 soorten kniptorren voor.
 


  9. Kniptor - Geen Nederlandse naam (?)
(Athous haemorrhoidalis)
  Deze kniptor is bruin behard, en heeft sterke groeven in de dekvleugels.
Je kunt hem van mei tot september tegen komen in grasland en tussen de brandnetels langs de bosrand.
De larven eten plantenwortels.
 



  Watertorren van de familie Hydrophilidae zijn vaak afvaleters en slechte zwemmers in traag stromend of stilstaand water. Via de antennen nemen ze lucht op en slaan dat op de buik en onder de voorvleugels. Hun larven zijn meestal grote rovers, ze eten vaak vliegenlarven of slakken.
Er vallen soorten onder zoals de Grote spinnende watertor, de Kleine spinnende watertor en de Roodpootwatertor.
Veel soorten van deze familie zijn goede vliegers. Zij vliegen dan om nieuw leefgebied te vinden. Ze komen af op licht.

Hydrophilidae spinnen een cocon voor meerdere larven. Die cocon zetten zij soms af aan het wateroppervlak,hangen de cocon op aan waterplanten of dragen de cocon bij zich. Dat is soort afhankelijk gedrag. Een gesponnen cocon zorgt dat de kleine larven niet verdrinken en toch zuurstof krijgen door het zijdespinsel heen.
Larven van de meeste soorten verpoppen ondergronds. Daartoe graven zij een holletje vlakbij de slootkant.

Er bestaat een Waterkevertabel voor Nederland van Barendregt en van Nieuwenhuyzen, waarin ook een sleutel staat voor het determineren van de waterkeverlarven.
 


  10. Larve van de
Grote spinnende watertor
(Pikzwarte watertor)
(Hydrophilus piceus)

DET: Badda Beijne
Op naam gebracht door:
Willem N. Ellis
  De Grote spinnende watertor is een grote, zwart glanzende waterkever die volgroeid zo'n 34-47 mm lang kan worden, en beter zwemt dan andere watertorren. De tor eet plantendelen en waterslakken(Chinery,p. 292). Het biotoop bestaat uit stilstaand water met veel planten, vaak in grotere sloten en plassen (Engelhardt, p. 169).

De larve is zeer roofzuchtig en eet naaktslakken en huisjesslakken. De larve leeft op de grens van water en land in baggerig, natte grond. De larve is volgroeid tot 70 mm lang (exemplaar op foto is bijna 60 mm lang), kan met de monddelen huisjes kraken, en spuit een vloeistof in de slak die het prooidier oplost voor consumptie.
De gevonden larve is bijna 6 cm lang, heeft een kale, lichtere buik dan rug, het lijf loopt uit in een punt, waaraan een dun, in tweeën gesplitst, gebogen aanhangsel zit. Opmerkelijk vormgegeven zijn monddelen en de tarsen. Langs de zijkanten van het lijf lijken per segment kleine doorntjes uit te steken.

Het gedrag van het dier is ook zeer opmerkelijk: het leeft op de grens van land (veen-klei) en water, en boort gangen door de modder. Het dier kan zeer goed zwemmen (heeft een uurtje schoon gezwommen voor de foto's), met de kop onder water en de staart van tijd tot tijd aan de waterspiegel. Op het droge wil het dier zo snel mogelijk omlaag. Een kluit modder, een blaadje groen, en het duikt er direct met de kop onder (echt een fotoschuw dier). Het is een echte wroeter. Als je droge grond vochtig-nat maakt, verdwijnt het direct gravend in het natste stuk.
 

  Natuurlijk komen er veel meer soorten torretjes voor in Park Spoorzicht. Kijk er maar eens goed rond, als je er weer eens doorheen loopt.

Handige boeken voor beginners zijn:
Heiko Bellmann, Insectengids, meer dan 1400 afbeeldingen in kleur, vert. en bew. door Wijnand R.B. Heitmans, Tirion, Baarn, 1994, ISBN-90-5210.1329.
Michael Chinery, Nieuwe Insektengids, vert. door C. van Achterberg e.a., Tirion, Baarn, 1997, ISBN 90-5210-1019.
Wolfgang Engelhardt, Venen, Plassen, Poelen (Flora en fauna), (vert. uit het Duits door J. Huisenga; bew. door J. Huisenga en M. Kramer), Thieme (Tirion), Baarn, 1989, ISBN 90-5210-016-0
K.W. Harde, H. Pfletschinger, De bonte wereld der kevers, 120 Kevers in kleur,Vert. en bew. door W. J. Kabos, Thieme's zakboeken voor natuurvrienden, BV. W. J. Thieme & CIE, Zutphen, z.j.
Bernhard Klausnitzer, Friedrich Sander, Die Bockkaefer Mitteleuropas, Die neue Brehm-BÜcherei, ISSN 0138-1423,
A. Sandhall, K. Lindroth, Kevers, Natuurgids in Kleuren, vert. door W.J. Kabos, Elmar B.V., 1979, ISBN 90.6120.1543.
K.W. Harde, F. Severa, Thieme's Kevergids (met meer dan 1000 kleurenillustraties van de Middeneuropese kevers), Vert. en bew. door J. Huisenga, Thieme, Zutphen, 1982, ISBN 90-03-97585 X

Websites:
Cerambyx, Boktorren
Duitse site over Wantsen en Kevers
Lieveheersbeestjes website (Kees van der Krieke)
 


poes gijs