Vroege glazenmaker

Glazenmakers [Aeshnidae]

Aeshna isosceles

			'We hebben een grote vlinder bevrijd, hij zat vast in het gras,' vertelden een paar buurjongens me op een dag. Ik ging uit puur ongeloof met de camera op pad. Het gras bleek pitrus en de vlinder bleek een vrouwtje Vroege glazenmaker. En ik trof er inderdaad eentje aan die vast zat met de vleugels tussen de pitrusstengels. Hoe meer ze haar best deed, hoe verder ze erin wegzakte. Dat was in Park Spoorzicht in Diemen. Antoine van der Heijden determineerde de soort voor mij. Zo leerde ik hem en haar herkennen. In beide kilometerhokken van het Laegieskamp kwam ik ze tegen in 2002.
	Foto's:		Fotopagina
			Verspreiding: Voor 1950 zat de soort voornamelijk buiten de laagveengebieden. Het biotoop is daar verdwenen. Tegenwoordig zit deze soort vooral in de laagveengebieden, met een sterke concentratie rondom Gooi en Vechtstreek. Sinds enige tijd wordt de soort ook aangetroffen in de duinen en in Flevoland. Slootmaaibeheer: gefaseerd schonen van de sloot en gefaseerd maaien van de oever. Vroege glazenmakers kom je bij 't Laegieskamp vooral tegen bij de bosjes langs de Karnemelksloot. Vliegtijd: 1 mei tot 28 augustus (top in juni). Biotoop: Laagveen, vooral in laagveenmoerassen met verlandingsvegetatie, soms in duinplassen, kanalen en vennen bij matig voedselrijke wateren. Een oeverzone van drijfpanten en deels in het water staande planten is essentieel. Structuurrijke rietkragen, ondiepe, beschutte en onbeschaduwde poelen, aanwezigheid van blaasjeskruid en grof hoornblad is wenselijk. Krabbescheer groeit vaak nabij vindplaatsen van huidjes. In andere biotopen doet deze libel het goed bij aanwezigheid van scheerling en watermunt, watergentiaan, witte waterlelie en/of gele plomp.
	Gedrag:		Net uitgeslopen dieren jagen tot ver buiten het uitsluipwater, boven stuifzanden, langs bosranden en in tuinen. In laagveengebied rusten en jagen ze vooral in beschutte rietlanden. De soort is warmteminnend. Terrotoriale mannetjes vliegen altijd aan de zonzijde van het water. Ze vliegen pas laat in de middag of bij temperaturen hoger dan 22 graden. Bij sloten en kanalen is een territorium ongeveer 30 meter lang, bij plassen is het kleiner.
	Paring:		Vrouwtjes zoeken de waterkant alleen op voor de paring, meestal van eind mei tot begin augustus. De paring begint bij de waterkant. Als paringstandem of -wiel vliegen ze de boom in of in de hoge oeverbegroeiing. De paring duurt 15-30 minuten.
	Ei-afzet:		Het vrouwtje zet de eieren af, in afwezigheid van het mannetje, op drijvende waterplanten. Het afzetten duurt, zittend, en geregeld iets verderop weer zittend, zo'n 4-5 minuten.
	Ontwikkeling:		De hele levenscyclus duurt 1-2 jaar. De eieren komen na zes weken uit. In ondiep, snel opwarmend water overwintert de larf vlak voor de laatste vervelling. In het vroege voorjaar, van eind mei tot midden juni, sluipen de meeste larven uit. Larven uit laat afgezette eieren overwinteren een tweede keer.
	Begeleiders:		*Variabele waterjuffer (Coenagrion pulchellum), *Grote roodoogjuffer (Erythromma najas), *Glassnijder (Brachytron pratense) en Smaragdlibel (Cordulia aenea). [Een * staat bij de aangetroffen soorten in en om 't Laegieskamp.]

Te verwarren met:

Bruine glazenmaker (Aeshna grandis) De Bruine glazenmaker is grotendeels bruin, met blauwe rugschildvlekken. Ook de vleugels zijn oranjebruin gekleurd, de ogen zijn bruin, en het achterlijf heeft een bruine grondkleur. Een mannetje Bruine glazenmaker heeft een zeer geringe tekening van blauw en geel op het achterlijf. Vrijwel onzichtbaar, en een blauwe kommavormige vlek op segment 2, en in het oog zit een blauwe vlek. Vrouwtjes hebben geen blauwe vlek in het bruine oog, en geen blauw op het achterlijf. De Vroege glazenmaker onderscheidt zich van de Bruine door groene ogen, meestal doorzichtige vleugels, een gele, kielvormige vlek op het achterlijf op segment 2 (een geel kopspijkertje in plaats van een blauwe kommavlek).

Meer foto's:

http://perso.wanadoo.fr/ramieres

werthof.home.xs4all.nl/libellen.html:: libellen::libellen=>glazenmakers