Glassnijder Glazenmakers [Aeshnidae] Brachytron pratense  

  klik op foto   De Glassnijder leerde ik kennen langs een duinrel in de AWD. Frans Koning wees hem aan. Harm Snater ving hem. En wij, aanwezige fotografen, zetten hem op de kiek. Zo leerde ik meteen heel wat handigheidjes. Hoe je moet vangen, hoe je hem of haar uit het net haalt, en vast houdt of in een passend potje stopt, hoe het dier gedisorienteerd en inactief raakt, door een kort verblijf in een donkere jaszak.

Natuurlijk had ik mijn camera niet paraat toen ik een tandem Glassnijders aantrof langs de Karnemelksloot in 2002. Ik was druk met het noteren van het weertype, de bewolking en de windrichting, toen ik ze zag. Het was vrij koud, nogal bewolkt, en er stond een guur windje, en daarom werd het tandem waarschijnlijk gevormd in de struiken tussen het riet en naast een dikke boomstam.
 
 
  Foto's:   Fotopagina  
  klik op kaart karnemelksloot midden karnemelksloot noordwest karnemelksloot noordoost blauw grasland tennisbanen verlengde fortlaan zwembadvallei wei1 wei2 wei3 wei4 zwembadbos west zwembadbos oost eco-sloot fort pannekoek   Verspreiding:
In heel Nederland aangetroffen, maar vooral in laagveenmoerassen. In Gooi en Vechtstreek zijn relatief de grootste aantallen waargenomen.

Vliegtijd:
Van 22 april tot 7 augustus (top: mei en juni).

Biotoop:
Stilstaande tot zwakstromende wateren met rijke oever- en waterbegroeiing. Glassnijders planten zich vooral voort in laagveen, in aanwezigheid van egelskop, lisdodde, biezen, moerasvaren, riet, fonteinkruid en blaasjeskruid. Bij open water met een rietkraag paren ze wel, maar er zijn nooit huidjes te vinden.
De soort komt ook voor in andere biotopen zoals leemputten, wielen, plassen met lisdodde, paddenrus of lidsteng en aarvederkruid en bij waterwinkanalen. Op zandgronden moet er voor de larven minimaal 5 cm detritus op de bodem aanwezig zijn.
 
  Gedrag:   Mannetjes zijn deels territoriaal, en minder agressief dan andere glazenmakers. Jonge Glassnijders jagen op zonnige en beschutte plekken langs de bosrand, langs houtwallen, en boven hooi- en grasland. Als ze geslachtsrijp zijn, gaan mannetjes terug naar het water, vrouwtjes niet. Glassnijders rusten tussen het jagen vaker uit dan andere glazenmakers, vooral op bomen en struiken, en vooral bij slecht weer. Ze kunnen tot ver in de omtrek worden aangetroffen op bospaden en aan bosranden waar ze jagen op insecten.  
  Paring:   Mannetjes vliegen laag over open water op zoek naar vrouwtjes. Pas als vrouwtjes opvliegen, slaan ze toe. Ze grijpen het vrouwtje in de vlucht. De paring begint bij het water, en eindigt in bomen, struiken of tussen het riet.  
  Ei-afzet:   Het vrouwtje zet de eitjes af in afwezigheid van het mannetje, en soms op kilometers afstand van de paringsdaad. De eieren worden afgezet in drijvende of in het water staande, half vergane stengels van planten (riet, lisdodde, biezen).  
  Ontwikkeling:   De eieren komen na drie tot vier weken uit.De larven overwinteren 2-3 keer. Soms zijn de larven binnen een jaar klaar, in visloos, voedselrijk water met hogere temperaturen. Jonge larven leven tussen de wortels van waterplanten en bomen. De larven hebben zeer kleine ogen. Oudere larevn zitten dichter bij het oppervlak, hangend aan wortelende en drijvende planten.  
  Uitsluiping:   Larvenhuidjes zijn meestal te vinden op gele lis, zeggen en grassoorten, vaak onder de schaduw van een boom. De Glassnijder is de glazenmaker die het vroegst uitsluipt in Nederland. Het imago heeft een levensduur van ongeveer een maand.  
  Begeleiders:   Laagveenliefhebbers:
*Variabele waterjuffer (Coenagrion pulchellum),
*Grote roodoogjuffer (Erythromma najas),
*Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula ),
*Bruine glazenmaker (Aeshna grandis),
*Vroege glazenmaker (Aeshna isosceles),
*Viervlek (Libellula quadrimaculata),
Smaragdlibel (Cordulia aenea),
Bruine korenbout (Libellula fulva).
[Een * staat bij de aangetroffen soorten in 't Laegieskamp.]
 

Te verwarren met:
  • Blauwe glazenmaker (Aeshna cyanea)
    De Glassnijder vliegt veel vroeger in het seizoen dan de Blauwe glazenmaker, al is er een korte overlapping mogelijk, en vliegt veel vaker laag boven het water in vaste rechte banen op en neer dan de Glassnijder. De Blauwe glazenmaker vliegt vaker bover land en vliegt juist zelden lange rechte banen op en neer.
    De zeer kleine streepvormige gele schoudervlekken van de Glassnijder zijn iel vergeleken bij de grote ovale gele schoudervlekken van de Blauwe glazenmaker.
     
  • Venglazenmaker (Aeshna juncea)
    De Venglazenmaker komt relatief veel voor in Gooi en Vechtstreek. Dat zou je op grond van de gidsjes niet verwachten. Deze glazenmaker heeft immers een voorkeur voor voedselarme tot matig voedselrijke vennen en hoogvenen. Uit recent onderzoek blijkt dat de soort minder hecht aan aan de zuurgraad van het water of aan de plantensoorten, maar wel hecht aan een goed ontwikkelde oeverbegroeiing, aan modder met detritus op de bodem en aan onbeschaduwde oevers. In water met klei of leem op de bodem komt deze soort niet voor. De Venglazenmaker vliegt vooral later in het seizoen (augustus) dan de Glassnijder, maar vanaf 20 mei zijn de eerste exemplaren te zien.
     
  • Paardenbijter (Aeshna mixta)
    De Paardenbijter vliegt iets later in het seizoen dan de Blauwe, maar er zit ook een overlapping in. De biotoop-voorkeur van beide soorten is ongeveer gelijk (let op kleurverschillen). Beide soorten hebben een mozaiekpatroon op het achterlijf. De volwassen Glassnijder heeft een mozaiek van blauw, geel en groen. De Paardenbijter heeft overwegend blauwe tinten. De gele schoudervlekken van de Glassnijder zijn overigens nauwelijks te verwarren met de fragiele tot ontbrekende schouderstrepen van de Paardenbijter.
 

  Meer foto's:   http://www.ulstermuseum.org.uk/dragonflyireland
http://perso.wanadoo.fr/ramieres
 

werthof.home.xs4all.nl/libellen.html::
libellen::libellen=>glazenmakers