Deze website streeft een macroscopische benadering na van buikzwammen. Macroscopisch betekent het herkennen van buikzwammen aan hun veldkenmerken. Microscopisten hebben hun eigen bronnen om daarna verder te gaan met onderzoek. Buikzwam is een functioneel concept, gebaseerd op systematische vormvergelijking (morfologie). Onze waarneming van de paddenstoelenwereld vormt een andere perceptie dan die van genetici.
Vormgeschrijving en vergelijking vormt de basis van het leren herkennen van paddenstoelen. Vormbeeldspraak, kleur, geur, en tastbaarheid vormen het begin. We gebruiken alle zintuigen om waar te nemen. Wanneer we de natuur ervaren, geven we niet om genetica. We willen onze verwondering delen over wat we zien, voelen, ruiken, proeven en beleven, en onze verbazing over die rijkdom aan vormen. Het benoemen van die wereld, en het verkennen van relaties tussen woonwensen en soorten, vormen onze drijfveren om de waarde ervan te willen delen met anderen. Het enige wat we daarvoor nodig hebben zijn simpele stappen om onze kennis op een effectieve manier te organiseren.

Buikzwammen(Gasteromycetes) in de omgeving van Amsterdam

De Spelers

Er bestaat een groep paddenstoelen die een bol, knol of zak vormen. Binnen de ronde vorm zit kiemvlies. Op dat kiemvlies groeien sporen op steeltjes. (Daarom zijn het Basidiomyceten).
De sporen zitten als het ware in een buik (vandaar de naam Buikzwammen) of maag (vandaar de naam Gasteromyceten).

De Buikzwammen-groep is niet eenvormig, en kiemvlies is op allerlei manieren ingebed. Er is jargon, nodig om aan te geven hoe en waar het kiemvlies precies zit:

Deze paddenstoelen hebben vaak een (pseudo)columella, een soort (soms inwendig) steeltje, en ze hebben vaak gleba, een soort sponsachtig weefsel. In dat weefsel komen een of meer holtes (kamers) voor. En in die kamers bevindt zich het kiemvlies, en ontstaan dus de sporen. Enkele soortgroepen hebben ook nog een subgleba, een sponsachtig weefsel waarin geen kiemvlies groeit, en waarin dus ook geen sporen ontstaan.

Er zijn als fotograaf veel veldkenmerken om op te letten. Wetenschappers gebruiken microscoop en dna-onderzoek.

 

Het Podium

Veel soorten Buikzwammen houden van schrale zandgrond in permanent pionierstadium, en daarom zul je weinig soorten aantreffen op de oorspronkelijke bodem van Diemen en Amsterdam (veen en klei).
Duinsoorten groeien in de regio op gebiedsvreemd ophoogzand, op dijken, (spoor-)wegbermen, en recreatiegebieden.

Dat geldt ook voor het Gooi (pleistoceen zand is kalkarm). Duinsoorten vind je in het Gooi op opgespoten recreatiestranden, bij bruggen (Hollandsche brug, Stichtse brug) en op dijklichamen van relatief nieuwe snelwegen (A27). En op oorspronkelijke bodem bij de duin- en klifkust van de vroegere Zuiderzee.

Ophoogzand van dijken, spoorlijnen en wegen kwam tot 1960 uit "t Gooi (kalkarm), in de jaren "70 uit het Zuiderzee gebied (Baal van Ballast, Gooimeer) en uit de Gaasperplas, in de jaren "80 uit de Noordzee, en de laatste jaren uit de vaargeul Amsterdam-Lelystad.

Op onder water gewonnen zeezand groeien binnen enkele jaren paddenstoelen, blijkt uit Champignons in de Jordaan.

De sporen van Buikzwammen zijn waterafstotend. Zelfs tijdens zware regenval verstuiven de sporen gemakkelijk.
Knijp maar eens voorzichtig in een rijpe aardster, parelstuifzwam of plooivoet-stuifzwam tijdens een regenbui. Je ziet de sporenmassa als een donkerbruine wolk tegen de regen in opstijgen.

 

Sporen van de meeste andere soorten paddenstoelen verkleven als er vocht bij komt. Plaatjeszwammen beschermen hun sporen met een hoedje tegen de regen. Daarom moet je een geplukte paddenstoel na onderzoek weer rechtop zetten. De sporen verkleven dan niet en kunnen zich alsnog verspreiden.

Tekening: Aardster achtige soorten   Tekening: Bovisten en Stuifzwammen

Aardster-achtige soorten zijn buikzwammen. Ze beginnen als een soort tulpenbolletje in de grond. De buitenwand van het bolletje splijt open, de stukken buitenwand krullen zich om, en drukken daarmee een erbinnen groeiend bolletje omhoog. In dat bolletje worden later de sporen gevormd.
Aardster-achtigen zijn onderverdeeld in Weerhuisjes (Astraeus), Aardsterren (Geastrum), Ledersterren (Mycenastrum), en Peperbussen (Myriostoma).

Aardster-achtigen hebben allerlei typerende veldkenmerken.

 

Stuifzwam-achtigen zijn buikzwammen in de vorm van bolletjes of knolletjes. Deze soorten hebben allerlei typerende veldkenmerken: met of zonder steel, met of zonder sponsachtig deel in de steelvoet, met of zonder "worteling", met of zonder een ronde opening aan de top.
Stuifzwammen zijn onderverdeeld in stuifzwammen, zoals Lycoperdon, Calvaria, en Vascellum, bovisten (zoals Bovista, en Langermannia), stuifballen (Tulostoma), en aardappelbovisten (Scleroderma).

Tekening: Stinkzwammen  Tekening: Nestzwammen, Eierzakjes en Kogelwerpers

Stinkzwammen  zijn buikzwammen. Ze verspreiden hun sporen op een andere manier dan stuifzwammen en aardsterren.
Stinkzwammen maken een vettige substantie aan met een aasgeur. Die geur trekt vliegen aan die ervan eten. Ze eten dan ook de sporen op, en poepen die vervolgens ergens anders uit. De verspreiding is dus (deels) afhankelijk van het vliegbereik van een vlieg. Bijna alle stinkzwammen zijn aan de aanwezigheid van bepaalde houtsoorten gebonden, hetzij aan vermolmd hout, hetzij aan bladstrooisel.
Je kunt er maar beter niet in knijpen, want het stinkt wel, en het helpt ook niet mee aan de sporen verspreiding.

 

Nestzwammetjes zijn buikzwammen. De sporen worden gevormd in een "eitje" (peridiool).
Elk eitje zit aan een petieterig klein slingerdraadje, en het eitje kan dan tot wel 5 meter weg vliegen.


Stuifzwam-Uitrusting:
Voor Stuifzwammen heb je een loep nodig, een mes (voor witte exemplaren) en een huishoudschaar (voor bruine exemplaren). Van belang is om te letten op: schubjes, stekels of wratjes op de opperhuid, of de opperhuid los zit ten opzichte van de onderhuid, of de huid dik is of dun, een dwarsdoorsnede om vast te stellen waar zich (sub)gleba bevindt, of subgleba en gleba is afgescheiden van elkaar, " of het gleba een- of meerkamerig is, en bij het oogsten erop letten de mycelium-streng mee uit te graven. Bovendien heb je voor bepaalde soortgroepen meer dan een exemplaar nodig: jonge plus oude stadia.

Om Buikzwammen te bestuderen moet je bereid zijn om nogal wat te slopen. Dat vind ik een nadeel, want veel soorten zijn behoorlijk zeldzaam, zeker in deze Groot-Amsterdamse regio.


Fotografie-tips:
Uit ervaring wijs geworden: fotografeer ze of niet, of zo compleet mogelijk. Foto"s van gave stuifzwammen en bovisten zijn zelden achteraf op naam te brengen.

Zo compleet mogelijk
Bij aardsterren bovenkant plus onderkant. Bij stuifzwammen krab je aan de opperhuid, en wrijf je een paar stekels of schubjes weg. Dan even wachten, daarna een foto maken.
Bij stuifzwammen en bovisten altijd zoeken naar meerdere leeftijden bij elkaar, en ook een dwarsdoorsnede fotograferen.
Bij enkele stuifzwammen en bovisten (ook aardappelbovisten) de myceliumstreng (de "worteling", lengte en kleur) vast leggen.
Bij aardsterren ook de onderkant fotograferen van de slippenkrans en van het bolletje, kijken of humus tussen de slippenkrans is vast gegroeid, deze verwijderen en dan nogmaals een foto van de onderkant maken.

De buikzwammen in Natuurpark Spoorzicht vind je in een aparte lijst.

weerhuisje (Astraeus hygrometricus [Pers.] Morgan)

Weerhuisje (Astraeus)

Lederster (Mycenastrum corium [Guers. ex DC. & Lam.] Desv. ()

Lederster (Mycenastrum)

Peperbus (Myriostoma coliforme [With.: Pers.] Corda)

Peperbus (Myriostoma)

Aardster-achtigen (Astraeus, Geastrum, Mycenastrum, Myriostoma)

Aardster-soorten van het geslacht Geastrum hebben een enkel steriel zuiltje (columella). Soorten die er geen hebben of juist meer dan eentje, zijn geen Aardster (Geastrum). Weerhuisje (Astraeus hygrometricus [Pers.] Morgan) en Lederster (Mycenastrum corium [Guers. ex DC. & Lam.] Desv.) hebben er geen; Peperbus (Myriostoma coliforme [With.: Pers.] Corda) heeft er meer dan een.

Het tellen van het aantal openingen werkt sneller maar is onbetrouwbaarder. Die benadering faalt als steel en/of opening nog niet zijn uitgegroeid.
Geen opening: Weerhuisje. Veel openingen: Peperbus. Een gigantische scheur: Lederster. Een bescheiden opening: Aardster.

Zie: Determinatietabel Aardster-achtigen.

Meer foto's en info over:

  • Ga 201010 Weerhuisje ( Astraeus hygrometicus )
  • Ga 220010 Lederster ( Mycenastrum corium )
  • Ga 222010 Peperbus ( Myriostoma coliforme )
Ruwe aardster (Geastrum campestre) Kleine aardster (Geastrum minimum) Heideaardster (Geastrum schmidelii) Baretaardster (Geastrum striatum) Forse aardster (Geastrum coronatum) Grote aardster (Geastrum pectinatum)

Ruwe aardster

Kleine aardster

Heide aardster

Baretaardster

Forse aardster

Grote aardster

Aardsterren met een zichtbaar "steeltje":

 

Aardsterren zonder een zichtbaar "steeltje"

Bruine aardster (Geastrum elegans)

Bruine aardster

Gewimperde aardster (Geastrum fimbriatum)

Gewimperde aardster

Roze aardster (Geastrum rufescens)

Roze aardster

Viltige aardster (Geastrum saccatum)

Viltige aardster

Gekraagde aardster (Geastrum triplex)

Gekraagde aardster


Stuifzwammen Lycoperdales (Calvatia, Lycoperdon, Vascellum )   Bovisten (bovista, langermania)

Stuifzwammen (Calvatia, Lycoperdon, Vascellum )

 

Bovisten (Bovista, Langermannia )

  • Stuifzwammen zijn peervormig of zakvormig. Ze hebben allemaal een steelvormig gedeelte.

  • Jonge stuifzwammen hebben wit vlees in het bolletje en wit vlees in de steel. Als ze wat ouder worden, ontstaan sporen in het gleba (=sporen dragend weefsel), wel in het bolletje, maar niet in de steel. Onder in de bol en steel ontstaat bij rijping subgleba. Subgleba (=steunweefsel) van stuifzwammen is altijd meerkamerig.

  • Vanaf heel jong hebben veel stuifzwam soorten stekeltjes op het bolletje. Bij sommige soorten verdwijnen die stekels al snel. Bij sommige soorten kun je de stekels eraf vegen of eraf krabben. Dat doe je om te kijken of er dan een netachtig structuurtje ontstaat of niets, maar ook vanwege de kleur van het velletje eronder.

  • Als de sporen rijp zijn ontstaat boven op het bolletje een gaatje. Het bolletje stuift leeg; het steeltje met de sponsstructuur blijft staan.
    Stuifzwammen leven op de grond (zelden op vermold hout) en breken strooisel af.

  • Zie: Determinatietabel Stuifzwamachtigen.
 
  • Bovisten zijn bol- tot peervormig. Sommige soorten hebben een korte steel.

  • Jonge bovisten hebben wit vlees in het bolletje, en wit vlees in het steeltje, als ze een steeltje hebben. Als ze wat ouder worden, verandert alles binnen de vorm in gleba, bruin van de sporen. De meeste soorten hebben geen subgleba (=steunweefsel). Subgleba is nooit meerkamerig.

  • Bovisten hebben nooit stekels op het bolletje; het oppervlak is hooguit wat bemeeld, zemelig, korrelig of wrattig.




  • Als de sporen rijp zijn, scheurt de bovenkant open, en stuift het bolletje leeg in de wind. Vaak rolt het bolletje zelf ook mee weg in de wind.
    Bovisten leven op de grond en breken strooisel af.

  • Zie: Determinatietabel Bovisten.
 

Gele aardappelbovist

Gele aardappelbovist

Wortelende aardappelbovist

Wortelende aardappelbovist

Aardappelbovisten (Scleroderma)

Aardappelbovisten zijn knolvormig, compact, en zwaarder dan stuifzwammen en bovisten. Veel van het gewicht zit in hun buitenwand. Die is veel dikker en steviger. Jong hebben ze van binnen witachtig, hard vlees, bij het ouder worden verandert het vlees in een sporenmassa. Als de sporen rijp zijn, scheurt de buitenwand onregelmatig open, meestal aan de top. Aardappelbovisten zitten met een stevige wortelstreng (pseudosteel) vast in de grond, zelden op hout.
Alle soorten aardappelbovist groeien in gemengde loof- en naaldbossen, op voedselrijke grond; zand-, leem-, klei- en veengrond. Het zijn samenlevers; ze leven samen met boomwortels. Het zijn herfstsoorten.

De meeste soorten hebben een buitenwand met een schubbige structuur.

Schubben, huidkleur, patroon, wortellengte, verkleuring bij krabben of snijden, en geur, vormen de belangrijkste veldkenmerken om de soorten uit elkaar te houden.


Stuifballen (Tulostoma) Stuifballen (Tulostoma)

Stuifballen (Tulostoma)

Stuifballen bestaan uit een bolletje op een hele lange steel. De steel wordt ondergronds gevormd, en wordt langzamerhand zichtbaar als wind en regen de grond verplaatsen. In het bolletje worden sporen gevormd. Bij rijping ontstaat een gat in de top van het bolletje, en daaruit verstuift de inhoud.

Stuifballen zijn kalkminnaars, en dat betekent dat je ze dus moet zien te vinden in schraal grasland, schrale mosgrond of open zandige plekken, op kalkrijk zand-, klei- of leemgrond.
En ze zijn zeldzaam.

Gesteelde stuifballen zijn sinds 1998 aangetroffen in de groot-regio Amsterdam in het westelijk havengebied van Amsterdam, in de buurt van Ruigoord,en in de Oeverlanden.

 

Het havengebied werd in 1997 afgeplagd (ontdaan van toplaag plus begroeiing).
Daar ontstond toen opnieuw een typerend duinbiotoop (pioniers vegetatie).

Het havengebied blijft kansrijk, want er ligt een dik pak IJmuider zand (dus flink kalkrijk) sinds 1967 op de vette zeeklei.

In het binnenland verruigt zo'n biotoop weer vrij snel, en groeit dan vrij snel weer dicht.

Kansrijke nieuwe gebieden met kalkrijk zand (uit de vaargeul Amsterdam-Lelystad) zijn: Diemerzeedijk (Diemerpark), en de nieuwe eilanden van IJburg.


Witte stuifbal (Tulostoma niveum Kers 1978) is nooit gevonden in Nederland. Het schijnt een noordelijke soort te zijn, verwant aan (maar macroscopisch te onderscheiden van) Gesteelde stuifbal. Deze soort is gevonden in Zweden en Schotland. De standplaats (habitat) is te typeren als "tussen moskussens (bryofiel), op kale kalkrotsen (kalkrijke bodem), in boomloze gebieden. (bron: http://www.mycobank.org nummer MB325133).

In Nederland bestaan een paar varianten van de bestaande soorten: Tulostoma brumale var. brumale, var heterosporum en var. pallidum, en Tulostoma fimbriatum var. fimbriatum and var. heterosporum. Voor zover ik weet zijn dat alleen microscopisch onderscheidbare varianten. Daarom vallen ze buiten het kader van deze website.


Kleine stinkzwam Roze stinkzwam

Stinkzwammen (Mutinus, Phallus)

Stinkzwammen kunnen zich op twee manieren verspreiden: door sporen en door zwamdraden in de strooisellaag. Stinkzwammen beginnen met een eivorm. Door de groei breekt het ei open, en ontstaat een steel, met aan de top een kleverige massa met sporen, althans, bij de meest lullige vormen.
De sporenmassa op de top is olijfgroen of grauwbruin van kleur, en verspreidt een sterke aasgeur. Op die aasgeur komen vliegen af. Die vliegen zorgen voor de verspreiding van de sporen.

 


Niet genoemde stinkzwammen:
Er bestaan in Nederland meer soorten stinkzwam dan op dit moment zijn opgenomen op deze website. Dat zijn Tralieinktzwam (Clatrus ruber) (NMV Ga 205010), Spitse stinkzwam (Mutinus elegans) (NMV Ga 219030), Gesluierde dame (Phallus duplicatus) (NMV Ga 208010). en Duinstinkzwam (Phallus Hadriani) (NMV Ga 225010),

De lijst-nummers (NMV GA 00.00.00) kun je gebruiken om soorten op te zoeken in de Verspreidingsatlas (de vroegere "Gele Bijbel") van de Nederlandse Mycologische Vereniging (NMV). En dat is precies wat deze website doet. Elke SIP (Soort Informatie Pagina) op deze website verwijst (via het nummer) naar de MAP (het Mycologische Atlas Project)


Geel nestzwammetje (Crucibulum crucibuliforme)

Geel nestzwammetje

Bleek nestzwammetje (Cyathus olla)

Bleek nestzwammetje

Gestreept nestzwammetje (Cyathus striatus)

Gestreept nestzwammetje

Kogelwerper (Sphaerobolus stellatus)

Kogelwerper

Nestzwammen e.d. (Crucibulum, Cyathus, Nidularia, Sphaerobolus )

Het meest vertederend zijn eitjes in nestjes. Gek hoe de natuur ons weet te verrassen met het opnieuw uitvinden van het vliegwiel, maar dan net weer even anders gebruikt.