|
Determinatietabel aardappelbovisten voor natuurgidsen
Er bestaan weinig determinatietabellen voor aardappelbovisten.
Beperkingen bij het gebruik van de tabel:
- Deze tabel valt onder de common license copyrights; ze is onder verwijzing naar de bron vrijelijk te gebruiken.
- Aardappelbovisten tonen een enorme variatie binnen de soorten, kenmerken die soms ontbreken.
- Als ze verdrogen bij droog weer krijgen ze vaak barsten, en verkleuren ze niet zoals verse doen. De kleur in de barsten vormt een soortkenmerk.
- Er zijn schubjes (en patronen) op het vel, die zijn soms soortspecifiek, maar dan vooral hun vorm en plek op het vruchtlichaam.
- Kaal betekent dat de zijkant en onderkant van het vruchtlichaam geen schubben heeft. De bovenkant kan (bij rijping) wel kleine schilverjes hebben rond de apex
- Er zijn dikhuiden en dunschillers onder de soorten, waarbij dik 1,5-6 mm is. Dunne soorten laten zich afkrabben met de wijsvingernagel.
Voor de dikke is vaak meer kracht nodig(duimnagel).
- Soorten worden vaak microscopisch gedetermineerd, omdat er geen betrouwbare macroscopische tabel bestaat.
- Deze tabel beoogt een simpele handelswijze in het veld: 1(krabben en meten)-2(druppel kaliloog)-3(uitgraafbesluit).
De praktijk moet uitwijzen of dat betrouwbaarder is dan afgaan op de eigenschappen van de schubjes met bijkomende factoren.
- De kolom Soort Kenmerken is toegevoegd om de betrouwbaarheid van de sleutel te controleren. Blijkt de sleutel betrouwbaar genoeg, dan kan deze kolom gewist worden.
- Bij enkele soorten is microscopie en het inleveren van bewijsmateriaal noodzakelijk: Het gaat om Z-Europese soorten (Scleroderma polyrhizum, Scleroderma meridionale) en
om soorten die officieel nog niet zijn vastgesteld in NW-Europa (Scleroderma echinatum, Scleroderma laeve); het zijn alle vier dikhuiden.
Diemen, 16 maart 2012, Bron: http://werthof.home.xs4all.nl/paddenstoelen/basidiomycetes/determinatietabel.veldkenmerken.aardappelbovisten.html
|
Determinatietabel Aardappelbovisten
Vers (van)
|
Afweging.
|
Soort Kenmerken
|
Naam, link
|
Ga naar
|
1a.
|
Schildikte dik(>1,5 mm).
|
|
|
2
|
1b.
|
Schildikte dun(<=1,5 mm).
|
|
|
7
|
2a.
|
Grove onregelmatige schubben op eilandjes
|
Volgroeid vruchtlichaam: 3-15 cm doorsnee;
Schil-kleur: geelachtig tot geelbruin, soms rossig, soms bijna oranje;
Schil-structuur: bedekt met opvallende, onderscheidbare schubben,
Schil-barsten: (bij groei en droogte) schubben omgeven door lichterkleurige barstranden;
Pseudosteel: zelden, maar komt voor op bemost, vermolmd hout;
KOH-reactie: verkleurt donker rood;
Beschadiging: krabben: geen, snijden: geel;
Habitat NL: groeit in bossen (vaak in bemost gebieden) op bijna verteerd hout, vaak in groepen bijeen;
Amsterdamse Regio: In het Gooi struikel je erover in het zomereiken-berkenbos, maar dichter bij de stad groeit de Gele aardappelbovist eigenlijk alleen maar op veenbodem bij zachte berk.
Sporentype: B/C, 11-14 µ (bron Kuo).
MycoBank: MB181865, basionym; legitimate;
MycoBank Habitat: op zure grond in bossen en heidevelden, vaak gerelateerd aan beuk (Fagus), eik (Quercus) en berk (Betula),
in het bijzonder op zandige bodem, van later zomer tot de vroege herfst;
MycoBank Distribution and Frequency:
in een groot verspreidingsgebied algemeen op de Britse eilanden. Vrij algemeen en verspreid in de noordelijke gematigde zone,
in het bijzonder in west-Europa en noordoost Amerika.
|
Gele aardappelbovist [Scleroderma citrinum Pers. 1801]
|
|
2b.
|
Geen grove schubben op eilandjes, of wel een pseudosteel.
|
|
|
3
|
3a.
|
in Zuid-Europa (inclusief Portugal) en verkleuring met kaliloog (KOH)
|
|
|
4
|
3b.
|
anders
|
|
|
5
|
Beperkt tot aardappelbovisten in Zuid-Europa (en Portugal)
|
4a.
|
Zonder pseudosteel
|
Volgroeid vruchtlichaam: 9-13 cm in doorsnee;
jong overdekt met een wollig-viltig mycelium maar ouder wordt de soort kaler;
Schil-barsten: (bij groei en droogte): grof gebarsten dikke buitenwand stervormig openscheurend, kleur onbekend;
Pseudosteel: geen;
KOH reactie: roodverkleuring;
Beschadiging: onbekend;
Habitat: grasland soort op hellingen rondom de Middellandse zee, Portugal;
Sporentype: B, 10-14 µ.
Mycobank: MB414483; combination; legitimate; currently used;
Mycobank: Obligate synonym(s): Sclerangium polyrhizum (J.F. Gmel.) Lév. 1848.
MycoBank Habitat: prefereert zandige grond, in gemengde bossen.
MycoBank Distribution and frequency:
zeldzaam; in Zuidoost Engeland, Wales en Ierland.Bekend van zuidelijk Noord-Amerika en van Europa, in het bijzonder rondom Midellandse zee.
Photo's: http://mushroomhobby.com/Gallery/Gasteromycetes/Scleroderma_polyrhizum.htm,
www.observado.org
|
Scleroderma polyrhizum (J.F. Gmel.) Pers. 1801
|
|
4b.
|
Met pseudosteel
|
Volgroeid vruchtlichaam 3-8 cm in doorsnee;
Vruchtlichaam vorm: onregelmatig knolvormig;
Schil-dikte 3-6 mm dik;
Schil-kleur: jong wit, ouder beige tot okergeel;
Schil-structuur: betrekkelijk glad, soms gestippeld, gemarmerd of geaderd, met onregelmatige schubjes;
Schil-barsten: (bij groei en droogte) bij rijpheid openscheurend, kleur onbekend;
Pseudosteel: vaak met (5-10 cm lang) grofgebundelde rhizomorfen, soms gedeeltelijk ondergronds;
KOH-reactie: donker roodbruin verkleuring;
Beschadiging: onbekend;
Habitat: naaldbossoort op zandgrond, Zuid-Europa, Portugal;
Sporentype: C, 8-16 µ.
MycoBank: MB323250, MB562428;
|
Scleroderma meridionale Demoulin & Malençon 1971
Syn: Scleroderma septentrionale
Syn: Scleroderma macrorrhizon Wallr. 1833 (MycoBank: MB562428, basionym; legitimate; none;)
|
|
Niet beperkt tot aardappelbovisten in Zuid-Europa (en Portugal)
|
5a. (3)
|
Klein vruchtlichaam met aaneengesloten piramidale stekeltjes van tot circa 1.5 - 2 mm.
|
Volgroeid vruchtlichaam: tot circa 3 cm doorsnee;
Schil-dikte: 2-3 mm;
Schil-kleur: bruin tot rossig;
Schil-structuur: met aaneengesloten piramidale stekeltjes van tot circa 1.5 - 2 mm hoog;
Schil-barsten: (bij groei en droogte): onbekend;
Pseudosteel: onbekend;
KOH reactie: onbekend;
Beschadiging: verkleurt niet bij beschadiging, bij afkrabben van een stekeltje blijft een geel rond putje achter;
Habitat: onbekend;
Sporentype: B, 7-9 µ.
MycoBank: MB338896; combination; legitimate; none;
|
Stekelige aardappelbovist [Scleroderma echinatum (Petri) Guzmán 1967]
|
|
5b.
|
Glad oppervlak, met op oudere leeftijd aanliggende schubjes tot 0.5 mm rond de apex
|
|
|
6
|
6a. |
Verkleurt bij beschadiging |
Volgroeid vruchtlichaam: 3-4 cm, zittend, of met steel;
Schil-kleur: jong roomkleurig, al vrij snel strogeel tot kastanjebruin;
Schil-dikte: 2-3 mm;
Schil-structuur: jong glad (zonder schubjes);
Schil-schubjes: bij rijping onstaan kleine, aanliggende schubjes tot 0.5 mm rond de apex;
Schil-barsten: (bij groei en droogte): een gelige tint;
Pseudosteel: kleine maar stevige pseudosteel met pseudowortels (zonder pseudosteel bron: MycoBank);
KOH reactie: onbekend;
Beschadiging: verkleurt bij beschadiging (bij krabben en bij doorsnijden (rood, wijnrood-roodbruin tot violet);
Habitat NL: begraafplaats (zand), volierezand, zandig grasland, park onder hazelaars;
Amsterdamse Regio: de uiige aardappelbovist in nooit gevonden in de groot-regio Amsterdam;
Sporentype: A, sporen met tandrad op rand, 8-12 µ (bron: Kuo), 9-14 (-15) µ (bron: MycoBank), .
MycoBank: MB191651; legitimate; currently used;
MycoBank Habitat: voorkeur voor zandgrond, vaak onder eik (Quercus).
MycoBank Distribution and Frequency: Niet algemeen maar wel wijd verspreid in Britannië;
MycoBank: komt voor in West-Europa en Noord-Amerika.
|
Uiige aardappelbovist
[Scleroderma cepa Pers. 1801]
MycoBank: Obligate synonym(s): Scleroderma vulgare var. cepa (Pers.) W.G. Sm. 1908 [LEG; MB486417]
|
|
6b. |
Verkleurt niet bij beschadiging |
Volgroeid vruchtlichaam: in doorsnee onbekend
Schil-kleur: jong roomkleurig tot ouder strokleurig,
Schil-structuur: jong glad (zonder schubjes);
Schil-schubben: bij rijping onstaan kleine, aanliggende schubjes tot 0.5 mm rond de apex;
Schil-barsten: (bij groei en droogte) rossige tint;
Pseudosteel: meestal met forse, vaak kronkelige, gegroefde tot geribde steel;
KOH reactie: onbekend;
Habitat NL: onbekend;
Beschadiging: verkleurt niet bij beschadiging;
Sporentype: A, 9-11 µ.
MycoBank: basionym; legitimate; none;
|
Rossige aardappelbovist [Scleroderma laeve Lloyd 1916] |
|
De zogenaamde dunschillers onder de aardappelbovisten
|
7a. (1b)
|
Gladde schil - bij rijping ontstaan kleine, aanliggende schubjes tot 0.5 mm rond de apex en kaliloog (KOH) reactie is donkerrood
|
Volgroeid vruchtlichaam: 3-5 (tot 8) cm doorsnee (2-5 in MycoBank);
Schil-dikte: <=1 mm, (dun, 1-1.5 mm dun in MycoBank);
Schil-kleur: grijs beige of okerkleurig tot flets oranjegeel of rossig bruin,
Schil-structuur: gladde schil;
Schil-schubben: bij rijping onstaan kleine, aanliggende schubjes (schilvers) tot 0.5 mm rond de apex;
Schil-barsten: (bij groei en droogte) donkerrode kleur;
Pseudosteel: meestal afwezig, opmerkelijk want in Scandinavië is die er meestal wel (1-5 cm), in MycoBank 2-4 cm ;
Pseudowortel: vaak, kort, bestaande uit veel fijne rhizomorfen met vastgegroeide grond;
KOH reactie: donkerrood;
Beschadiging: verkleurt niet bij krabben, maar verkleurt soms wel bij doorsnijden traag met vaag wijnkleurig-violet;
Geur: heeft een onduidelijk prikkelende of onaangename geur;
Habitat-NL: op zandige of lemige voedselrijke bodem in loof- en naaldbossen, parken, tuinen;
Amsterdamse Regio: in wegbermen en plantsoenen, vooral bij beuk en linde;
Sporentype: C, met grove, netvormige ornamentatie, 8-13 µ(bron: Kuo), 11-14.5 µ in diameter (exclusief ornamentatie, bron MycoBank).
MycoBank: MB186199; basionym; legitimate; currently used
MycoBank Habitat:
op goed doorlatende vaak zandige bodem, in het bijzonder in wegbermen, in parken en tuinen, vaak samen met linde (Tilia)maar met veel meer boomsoorten
MycoBank Distribution and Frequency:
Tamelijk algemeen op de Britse eilanden; komt breed verspreid voor in de noordelijke gematigde zone.
|
Kale aardappelbovist (Scleroderma bovista)
|
|
7b. |
anders. |
|
|
8 |
8a.
|
Snelle kaliloog (KOH) reactie.
|
Volgroeid vruchtlichaam: 2-5 cm doorsnee, 1.5-3 (-4) cm in diameter (bron: MicoBank);
Schil-dikte: <=1 mm;
Schil-kleur: geelbruin, okerkleurig of rossig bruin;
Schil-structuur: in kleine donkere wratjes openbrekend (panter- of luipaardvel);
Schil-schubben: schubjes < 0.5 mm., aanliggend, geel omringd;
Schil-barsten (bij groei en droogte) geen;
Pseudosteel: zelden aanwezig, opmerkelijk want in Scandinavië is die er meestal wel (1-2 cm);
Verkleuring: aan de lucht kan roodverkleuring optreden;
KOH reactie: geeft onmiddellijke kleurreactie, geel-bruin of donkerrood op de schil;
Beschadiging: verkleurt soms bij beschadiging (bij krabben rood, bij doorsnijden rood);
Habitat NL: gemende bossen, onder bomen (eik), op de bodem of humus (soms op rottend hout),
open gebieden, tuinen, en vochtige, beschaduwde plekken, vaak op niet-kalkhoudende, vruchtbare grond;
Amsterdamse Regio: Deze soort is in Amsterdam wat minder algemeen dan de andere soorten,
voor een deel komt dat omdat hij vooral op plekjes groeit waar je normaal niet zou kijken;
Sporentype: A, 11-15 µ, met stekeltjes van hooguit 2 µ.
MicoBank: MB203292; basionym; legitimate; currently used.
MicoBank Habitat: solitair of in groepen,
tussen gras in bos- en veldzomen, mogelijk in relatie met eik (Quercus),
met een voorkeur voor vochtige omgevingen.
MicoBank Distribution and Frequency: algemeen verspreid maar plaatselijk in Brittannieuml;,
redelijk vaak voorkomend in Noord-Europa, minder algemeen richting Middelandse zee; algemeen in Noord-Amerika,
en komt mogelijk voor in meer zuidelijke temperatuurzones.
|
Kleine aardappelbovist [Scleroderma areolatum Ehrenb. 1818] |
|
8b.
|
Trage kaliloog (KOH) reactie
|
Volgroeid vruchtlichaam: 4-7 cm in doorsnee;
Vruchtlichaam: knolvormig;
Schil-dikte: <=1 mm;
Schil-kleur: geelbruin;
Schil-structuur: glad tot fijngeschubd;
Schil-schubben: schubjes > 1mm, met opstaande randjes;
Schil-barsten: (bij groei en droogte) lichter dan de omgeving;
Verkleuring: aan de lucht kan roodverkleuring optreden;
Pseudosteel: meestal aanwezig, 1-4(5)cm lang;
KOH reactie: traag bruin verkleurende schil;
Beschadiging: verkleurt soms bij beschadiging (bij krabben rood, bij doorsnijden rood);
Habitat: op voedselrijk, verstoorde bodems, ook op klei, in loofbossen en gemengde bossen;
Amsterdamse Regio: op humeuze grond in plantsoenen en onder laanbomen, o.a. bij eik en linde.
Sporentype: A, 8-13 µ, met verspreide stekeltjes van hooguit 1 µ.
MycoBank: MB211519; basionym; legitimate; currently used.
|
Wortelende aardappelbovist [Scleroderma verrucosum (Bull.) Pers. 1801]
|
|
Bronnen:
Hansen L. & H. Knudsen (1997), Nordic Macromycetes, Vol. 3, Heterobasidioid, aphyllophoroid and gasteromycetoid basidiomycetes, Kopenhagen, 444 pp.
Vermeulen, H. (1999), Paddestoelen, Schimmels en Slijmzwammen van Vlaanderen (determinatiesleutels aan de hand van veldkenmerken), De Wielewaal, Turnhout, 648 pp.
Gerhardt, E. (1999, 2006), De Grote paddenstoelen Gids (voor onderweg), 4e druk, Tirion, Baarn, 720 pp.
Rob Chrispijn ed. (1999), Champignons in de Jordaan (De paddestoelen van Amsterdam), Schuyt en Co, Haarlem
Kuo, M. (2011, July). The genus Scleroderma. In: MushroomExpert.Com
Binder, M. & A. Bresinsky (2002), Derivation of a polymorphic lineage of Gasteromycetes from boletoid anscestors. Mycologia 94, 2002, 85-98
www.MycoBank.com
Top
|
|