Verlengde fortlaan: langs weg, rondom fort (km hok: 138x477)
    Het gebied rondom het fort valt qua waarnemingen uiteen in het voetpad langs de Verlengde fortlaan, de oostkant van het fort, en de noordwest kant van het fort. Op die plekken waren verschillende dieren te zien, en om verschillende redenen.

Het voetpad is voor bosvlinders een voortplantingsgebied. Voor juffers is het voetpad een rust- en foerageerterrein.

Het veldje aan de oostkant is voor koolvlinders een voortplantingsgebied geweest, maar voor de juffers en libellen was het vooral een rust- en jachtgebied.

De noordwest kant wordt gedomineerd door één waterlelie in de fortgracht. Dat is het voortplantingsgebied van de grote roodoogjuffer. De oeverbegroeiing is weer vooral een rust- en foerageergebied voor deze juffer.

De zuidwestkant van het fort is te vinden in een ander bestandje.
 
  In feite is die zuidwestkant niet meer dan een smalle strook grond tussen de Karnemelksloot en de fortgracht.
Er staan knotwilgen, en weinig bloeiende planten. De fortgracht is hier vrij leeg (onbegroeid en zonnig). Er zijn weinig insecten te vinden: geen vlinders, een enkele verdwaalde juffer of over het water jagende blauwe glazenmaker, en soms hier of daar een zweefvlieg. Het is er te winderig, te open, en er bloeit te weinig. Waarschijnlijk is dat anders als deze wilgen bloeien.
Het terrein wordt hier dan ook meer bepaald door wat er te vinden is in de Karnemelksloot rodom het sluisje dan wat er te vinden is aan de fortkant.
 


Territorium

Bont zandoogje

Groot koolwitje

  Het voetpad langs de laan heeft weinig nectarplanten. Die zijn te vinden in de tuinen van de woonwijk er pal achter. Maar de bossages langs het voetpad zijn zeer insectenrijk. Er zaten bijvoorbeeld veel variabele juffers, een paar vuurjuffers en nogal wat azuurwaterjuffers in de struiken. Ze waren allemaal nog vers en jeugdig, en op jacht naar de vele vliegjes van mineerders op de blaadjes.
Er zaten ook veel vlinders in de struiken. Bij een meterkastje bewaakte een bont zandoogje zijn territorium en raakte daarbij voortdurend slaags met een groot koolwitje en een boomblauwtje. Het bont zandoogje bewaakte zo'n tien meter van het pad vanaf de grond tot 3 meter hoog. Het boomblauwtje deed het zelfde maar dan van de boomkruinen tot 4 meter boven de grond, en het groot koolwitje vloog hardnekkig heen en weer over zo'n 30 meter van het pad op een hoogte van nul tot vijf meter. Dus waren er voortdurend ruzies, nu eens aan de grond met het bont zandoogje, dan weer hoog in de struiken met het boomblauwtje.
Een paar weken week later waren het pad, de brandnetels en de struiken met een trekker keurig recht opgeschoren, en na die tijd liet zich hier geen vlinder of juffer meer zien.
 


Boomblauwtje
 
Lantaarntje

Blauwe glazenmaker


Variabele waterjuffer

Bruine glazenmaker

Ereprijs


Zegekruid

Bloemmengsel

Roodwangschildpad
 

  Er ligt een strookje grond langs de oostkant van de fortgracht. Vroeger was dat een rietorchis-rijk weitje. Toen de straten van de woonwijk moesten worden opgehoogd, zijn daar stenen en zand tijdelijk opgeslagen. Daarna groeide er niets meer. De gemeente Naarden bracht een dun teellaagje aan, en zaaide daar een bloemenmengsel in. Veel wikke, gekweekte papavers, zegekruid, koolzaad, en klaprozen.
Het veldje zoemde van de beitjes en hommels, en er zaten veel jonge juffers (vooral lantaarntjes en variabele waterjuffers ) in de dunne halmen. De gewone oeverlibel zonde er op de kale stukjes zand, en de bruine glazenmaker bewaakte de rietzone langs de oever.
Klein koolwitjes(zeker 80 exemplaren geteld) en tientallen klein geaderd witjes waren hun eitjes aan het afzetten op de opgekomen wilde koolplanten.

Drie weken later had de gemeente ineens het hele veld gefreesd, en zoals het leek, gras in gezaaid. Daarna waren er de rest van het seizoen geen insecten meer te vinden: geen vlinders, geen hommels, geen bijen, geen juffers, geen oeverlibellen, en ook bruine glazenmaker liet zich hier niet meer zien.
 


Eitje klein koolwitje, 30 seconden oud

Akkerdistels langs rietkraag


Plek grote roodoogjuffer (noordwest-kant)

Toegang tot fort (noordwest-kant)

  De noordkant en de noordwestkant van het fort lijken op het eerste gezicht geen gebied om veel van te verwachten. Er valt weinig zon op het water, en de oever, begroeid met veel ruigtkruiden (vooral brandnetel en distel) is zeer smal en steil. Toch viel al vroeg op dat veel juffers hier op de oever zijn te vinden in de begroeiing die rijk is aan kleine insectjes. Met name de kersverse kleintjes van de Grote roodoogjuffer vielen hier sterk op. Hun rode ogen contrasteerden mooi met het groen van de brandnetel. Enkele weken later waren de geslachtsrijpe dieren terug te vinden op de bladeren van de waterlelie links van de toegang van het fort.  



Dit meerkoetennest is later door de roodwangschildpad geconfiskeerd (oostkant)
libellen::habitat =>Verlengde Fortlaan