Gewone oeverlibel Korenbouten [Libellulidae] Orthetrum cancellatum  

  klik op foto   Park Spoorzicht in Diemen is typerend een fourageerterrein voor libellen, een plek waar vers uitgeslopen libellen en juffers heen trekken.
Zij zoeken beschutte plaatsen op in de wei, langs bosranden en bospaden om te foerageren en om te rusten.
Pas als ze op krachten zijn gekomen, en rijp voor de voortplanting gaan ze op zoek naar geschikt water, en verlaten dan het Park, op de Gewone oeverlibellen na: die proberen het overal, zelfs in nat zand.
 
  man op hout   Het Laegieskamp is typerend een coulissen-landschap met allerlei soorten biotopen, voor elk wat wils. Er zijn geschikte bosjes om de schuilen, te rusten, te fourageren, er zijn weilandjes om op te jagen, en allerlei soorten ondiepe en diepe, smalle en brede slootjes voor de voortplanting.
De meeste soorten vinden er een geschikte woonomgeving en hoeven niet weg te trekken.
Toch kwamen er in 2002 uitzonderlijk weinig Gewone oeverlibellen voor in beide kilometerhokken.
 
 
  Foto's:   Fotopagina  
  klik op kaart karnemelksloot midden karnemelksloot noordwest karnemelksloot noordoost blauw grasland tennisbanen verlengde fortlaan zwembadvallei wei1 wei2 wei3 wei4 zwembadbos west zwembadbos oost eco-sloot fort pannekoek   Verspreiding:
Zeer algemeen. Na het Lantaarntje de meest verbreide libel in Nederland. Is in alle Gooise uurhokken waargenomen.

Vliegtijd:
Van 4 mei tot 10 oktober (top: eind juni tot begin augustus).

Biotoop:
Allerlei soorten stilstaande en zwakstromende wateren zoals verstoorde vennen, duinplassen, kanalen, afgravingen, beken, onder andere in laagveengebieden. Komt zowel voor bij voedselrijk, brak als zuur water. Vaak is de oever gedeeltelijk kaal.

Gedrag (1):
Vers uitgeslopen, jeugdige libellen trekken weg bij de waterkant, en zoeken beschutte plaatsen op in de wei, langs bosranden en bospaden om te foerageren en te rusten.
De mannetjes, geslachtsrijp, keren terug naar het water. Ze bewaken hun territorium vanaf open stukjes oever, drijfhout e.d. Ze zitten graag op vlonders, betonnen kanten, op zandbultjes.
 
  Gedrag (2):   Volwassen mannetjes vliegen snel en laag boven het water, maar meestal vlakbij de oever.
Zonligging bepaalt zitplaats- en territoriumkeuze. Geslachtsrijpe vrouwtjes komen pas naar de oever voor paring en ei-afzet.
 
  Paring:   Begint in de lucht, paringswiel eindigt zittend op een kaal stukje grond, en dat duurt een kwartiertje.  
  Ei-afzet:   Vrouwtje zet eieren af door met haar achterlijf op de waterspiegel te slaan,terwijl mannetje haar rondvliegend bewaakt.
De kleverige eieren worden los op het water afgezet, vaak in de buurt van algen of waterplanten, soms ook op vochtig zand.
 
  Ontwikkeling:   De eieren komen na een week of zes uit. De larven leven op de bodem van het water in de modder en tussen plantenresten. Meestal in ondiep, snel opwarmend water. De levenscyclus duurt twee tot drie jaar, een groot deel daarvan vindt plaats in het water.  
  Uitsluiping:   Meestal vindt uitsluiping plaats in grote groepen, op oeverplanten, tot 3 decimeter hoog. Maar er zijn waarnemingen van gevondenhuidjes ver van de waterkant en zelfs op 17 meter hoogte. Van begin mei tot begin augustus sluipen de meeste uit, met een piek in begin juni.
Een mannetje is binnen tien dagen geslachtsrijp, en leeft daarna nog maximaal een maand. Een vrouwtje is na tien tot twintig dagen geslachtsrijp.
 
  Mobiliteit:   Koloniseert snel nieuwe biotopen. Is niet kieskeurig, maar mijdt zeeklei en zure vennen.  
  Begeleiders:   gewone pantserjuffer,
*houtpantserjuffer,
*azuurwaterjuffer,
*watersnuffel,
*grote roodoogjuffer,
*lantaarntje,
*paardenbijter,
*grote keizerlibel,
bloedrode heidelibel, en
*steenrode heidelibel.

[Een * staat bij de aangetroffen soorten in en om 't Laegieskamp.]
 
 
Verwisselbaarheid:
  • Bruine korenbout (Libellula fulva)
    Volwassen mannetjes Bruine korenbout hebben ook een blauw berijpt achterlijf, maar de lengte is veel korter, en de achterlijfsegmenten 1 en 2 zijn bruin, 3-8 blauw en 9 en 10 zwart.
    .
  • Platbuik (Libellula depressa)
    Volwassen mannetje Platbuik is een korenbout en heeft ook een blauw berijpt achterlijf. Net als bij de Bruine korenbout is het achterlijf van de Platbuik korter dan bij oeverlibel soorten. De volwassen Platbuik-man heeft een achterlijf waarvan segment 1 en 2 bruin zijn, en alle overige segmenten zijn blauw. Aan de zijkant van segment 3-7 zitten gele vlekjes die soms ook weer verdwijnen; hij heeft bruine ogen en een donkerbruine, bijna zwarte basisvlekken op de vleugels.
    Oeverlibellen hebben geen basisvlekken in de vleugels, en geen gele vlekjes aan de zijkant van de segmenten.
    De beekoeverlibel, de Zuidelijke oeverlibel (Orthetrum brunneum) en de Witpuntoeverlibel (Orthetrum albistylum) mannetjes hebben blauwe ogen. De Zuidelijke komt alleen voor in en ten zuiden van Zuid-Limburg en de Witpunt komt nog niet voor in de Benelux
    .
  • Beekoeverlibel (Orthetrum coerulescens)
    Beekoeverlibel mannetjes hebben een bruin borststuk met grijze schouderstrepen, meer blauw berijpte segmenten op het achterlijf, en een geelbruin pterostigma.
    Volwassen mannetjes van de Gewone oeverlibel hebben een donkerbruin borststuk en een blauw berijpt achterlijf met een variabel stuk zwart aan het eind. Segmenten 8-10 zijn altijd zwart, 7 en zelfs 6 soms ook. De Gewone oeverlibel heeft zwarte pterostigma.
 

  Meer foto's:   http://www.ulstermuseum.org.uk/dragonflyireland
http://perso.wanadoo.fr/ramieres
 

werthof.home.xs4all.nl/libellen.html::
libellen::libellen=>korenbouten