Watersnuffel | Waterjuffers [Coenagrionidae] | Enallagma cyathigerum |
Watersnuffels zijn zeer drukke beestjes. Ze zitten bijna nooit stil, en als ze op een struik zitten, is het altijd aan de overkant van de sloot.
Je ontkomt er dus bijna niet aan om ze te vangen, zolang je nog niet zeker bent van je zaak, en foto's maar steeds blijven mislukken.
Het aantal 'lege' bladeren op de foto's waarmee ik thuis kwam, spreekt boekdelen.
Maar ze waren er dus wel in het Laegieskamp in 2002, op twee plekken, in het zuidelijk kilometerhok. |
||||
Zie: | Vliegtijden tabel |
|||
Naamgeving:
Deze juffer snuffelt aan het water, in een voortdurende lage vlucht, vlak boven de waterspiegel. Verspreiding: Op de zandgronden, op hoogveen en in de duinen een zeer algemene soort. Elders vooral daar waar zandsuppletie is aangebracht: recreatiegebieden, woonwijken, spoorlijnen, wegen. In klei-, veen- en veenweidegebieden is hij soms in kleine aantallen aanwezig. Vliegtijd: Van 23 april tot 28 oktober (top: begin mei tot eind augustus). Biotoop: Voedselarme, stilstaand tot zwakstromend, heldere wateren. Detritus op de bodem is gunstig voor de larven. Verzuring remt detritus-afbraak, en is dus ook gunstig voor de larven. |
Gedrag: | De jeugdige juffers trekken ver weg van het water naar bosranden, weilanden en heidevelden. Pas als ze geslachtsrijp zijn keren ze terug naar het water. Ze overnachten hangend aan stengels die net zo dik zijn als hun achterlijf. Juffers hebben soort groepsgedrag, je treft ze vaak in grote aantallen bij elkaar. Volwassen mannetjes vliegen vlak boven open water; ze rusten op waterplanten die net boven water uitsteken. | |||
Ei-afzet: | In tandem. Onder water op waterplanten en boomstronken. Als het vrouwtje kopje onder gaat, laat het mannetje haar los. Soms wordt ze daarbij door vis opgegeten of verdrinkt ze na het afzetten van de eitjes. | |||
Paring: | In de oeverbegroeiing bij warm weer, duur: 10-25 minuten. Paring gaat het hele seizoen door. | |||
Ontwikkeling: | De eieren komen kort na het afzetten uit. Jonge larven leven aan de onderkant aan drijvende planten. Oudere larven leven op de grond tussen de oeverplanten. De larven overwinteren in de modderige bodem. Hoe meer detritus (opgehoopt organisch materiaal op de bodem), hoe meer larven er bij elkaar kunnen leven. De larven zijn niet territoriaal en niet-kannibalistisch, en leven in grote aantallen vlak bij elkaar. Het larfstadium duurt één jaar, gerekend vanaf de ei-afzet. | |||
Uitsluiping: | Larven sluipen verticaal uit door op te klimmen langs stengels die uit het water oprijzen of horizontaal bijvoorbeeld op flab. | |||
Begeleiders: |
De Watersnuffel komt in laagveen weinig voor, en dan samen met: *Glassnijder (Brachytron pratense), *Vroege glazenmaker (Aeshna isosceles), *Variabele waterjuffer (Coenagrion pulchellum). De Watersnuffel komt voor in voedselrijker biotoop, vooral samen met: *Gewone oeverlibel (Orthetrum cancellatum), *Grote keizerlibel (Anax imperator), En in vengebieden met: Gewone pantserjuffer (Lestes sponsa), *Viervlek (Libellula quadrimaculata), Zwarte heidelibel (Sympetrum danae). [Een * staat bij de aangetroffen soorten in of bij 't Laegieskamp.] |
|||
Verwisselbaarheid: |
|
Meer foto's: | http://www.ulstermuseum.org.uk/dragonflyireland
http://perso.wanadoo.fr/ramieres Odonata van Bart Heirweg |
http://werthof.home.xs4all.nl/libellen.html:: libellen::juffers=>watersnuffel |