handkea utriformis

Jonge Ruitjesbovist (2 stuks), KNNV-Gooi excursie, Stichtse brug, 17 september 2011
Met links op de voorgrond een Loodgrijze bovist (Bovista plumbea)
Ruitjesbovist heeft jong nog echt een steel, al stelt Gerhardt(2006, 600) "gewoonlijk zonder steeldeel".


Ruitjesbovist
(Handkea utriformis)
Syn: Calvatia utriformis
NMV Ga 204020


Taxonomie:
Ruitjesbovist is een stuifzwam van het geslacht Calvatia (tot 2006) of Handkea (na 2006) uit de familie Stuifzwamachtigen (Lycoperdaceae).
Voor deze groep bestaan aparte beschrijvingsbegrippen, zoals gleba, subgleba, e.d.
Voor uitleg, zie hier.

Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

Foto Ruitjesbovist: NMV-werkweek Zeeland, Vroongronden, 13 okt. 2001
« let op onderhuidkleur

Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

Jonge Ruitjesbovist, KNNV-Gooi excursie,
Stichtse brug, 17 september 2011
« let op onderhuidkleur

Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

Foto Ruitjesbovist: NMV-werkweek Zeeland, Vroongronden, 13 okt. 2001
« Let op groei kenmerken


Veldkenmerken:

Oppervlak:
Bij jonge exemplaren is het witte bolvormige deel vaak bedekt met hoekige, witte vlakjes, maar dat is alleen maar een groeistadium. Want nog jonger is de bol melig-korrelig, en pas gaande weg ontstaan breuklijnen die de vlakjes doen ontstaan. In die vlakjes van een jonge Ruitjesbovist zit vaak nog weer een stekelig-wrattig bemeeld patroon.

 


Nordic III, p. 336, weet aan het jonge stadium nog toe te voegen: granulose (melige korreltjes) en connivent spines (elkaar rakende stekeltjes) die spoedig verdwijnen, en:
De binnenwand is bruinig.

Dat klopt alleen als de sporen bijna rijp zijn.


Bij ouderdom verdwijnt de opperhuid (exoperidium). Alleen de binnenhuid blijft over. De binnenhuid (endoperidium) is jong olijfolie groenig, oud bijna kastanjeboleet-bruin. Bij rijping wordt het oppervlak gladder. De sporen kleuren bij rijping olijfbruin.

 


Over de grootte van een Ruitjesbovist kun je twisten, en ze kunnen fors zijn, tot wel 20 centimeter doorsnee, en tot wel 16 cm hoog. Zo groot zie ik ze zelden.
Ruitjesbovisten behouden hun steel tot lang nadat ze zijn leeg gestoven.

Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

Foto Ruitjesbovist: De opperhuid spat eraf door groei en droging. Olijffolie-groene onderhuid komt bloot bij rijping ...

  Ruitjesbovist (Calvatia utriformis)

Foto Ruitjesbovist: En kleurt bruin op de plek waar de urn gaat openscheuren als de sporen rijp zijn


Steel:
Vermeulen(1999, 540) "(...) peervormig vruchtlichaam met kort en breed steeldeel"
Opmerkelijk is de korte, brede steel, vooral bij oudere exemplaren. Ook jonge exemplaren zie je wel eens met zo'n brede steel dat je niet meer van peervormig kunt spreken. Er zijn ook jongere exemplaren met verrassend lange (grotendeels ondergrondse) stelen.

Op een forum zag ik een discussie, over steel, en over kleur van de binnenwand. Men nam aan dat Ruitjesbovist geen steel heeft, en men kende de binnenwandkleur niet.

 



Men nam dus aan dat het zou kunnen gaan om een jonge parasolzwam.

Jong is de Ruitjesbovist wit bij doorsnijding, oudere exemplaren (zonder opperhuid) kun je niet doorsnijden, hooguit doorzagen.
Er zijn voorstanders van doorzagen: sporenvormend weefsel (gleba) en steunweefsel (subgleba) van een Ruitjesbovist is scherp gescheiden door een vlies (pseudodiafragma = een weefsel van gespecialiseerde cellen).
Doorzagen is overbodig voor het op naam brengen van deze soort.


Biotoop:
Ruitjesbovist is een strooiselafbreker, levend op de grond. Het is een vrij algemene soort die een groot aantal soorten standplaatsen kent. De soort houdt niet van veen, niet van vette, zware klei, en niet van drasland. Voor het overige komt hij vooral voor in wat drogere, zandige (soms lemige, kleiige of humusrijke) grond.
Ik vind Ruitjesbovist het meest in de duinen en op de hei, maar hij schijnt ook voor te komen op weilanden en in parken, bossen en lanen. Juni-okt is het kansrijkst.


Regio:
Ruitjesbovist is in het verleden aangetroffen in de grasbermen van lanen in het Amsterdamse bos, en op de Gooise heidevelden (o.a. Laarder Wasmeer). Misschien staan ze daar nog.


Verwisselbaarheid:

Melige stuifzwam (Lycoperdon lividum):
Beide soorten hebben zeer jong een sterk bemeeld uiterlijk.
Bij plotselinge droogte barst de opperhuid in vergelijkbare vlakjes.
Dat stadium van verwisselbaarheid duurt maar even, als ze beide nog relatief klein en wittig zijn. Al snel kijken ze in niets op elkaar.

 

Bij jonge Melige stuifzwam en Ruitjesbovist:

  • Dikte van de opperhuid en de kleur van de binnenwand (opperhuid eraf krabben)
  • Lengte en breedte van de steel opmeten


Lederster (Mycenastrum corium)
Verwisseling is mogelijk als beide soorten zeer oud zijn, en verworden zijn tot volledig leeg gestoven exemplaren. Dat kan alleen als zo'n windroller helemaal is leeg gestoven, en alleen in Zeeuws Vlaanderen en op Goeree.

Plooivoetstuifzwam (Handkea excipuliformis)
Plooivoetstuifzwammen verkleuren aan de buitenkant meestal van loodgrijs naar zwart, en Ruitjesbovisten blijven meestal strokleurig aan de buitenkant.
Er is ook een verschil in de manier waarop de urn verweert. Plooivoet raakt het bakje kwijt, Ruitjesbovist niet.

Handkea utriformis Handkea utriformis Handkea utriformis

Foto's Laarder waschmeer, 22 mrt. 2002

Oude, herkenbare, Ruitjesbovisten
hebben nog steeds een steel (en weefsel). In dat stadium zijn ze verwisselbaar met Plooivoetstuifzwammen.

Plooivoetstuifzwammen verkleuren aan de buitenkant meestal van loodgrijs naar zwart, en Ruitjesbovisten blijven meestal strokleurig aan de buitenkant.

Ruitjesbovist (Handkea utriformis)

Ruitjesbovist,
Laarder Waschmeer, 2002

Ruitjesbovist (Handkea utriformis)

Ruitjesbovist,
NMV-excursie Zeeland,
Goudplaat, 18 okt. 2001

Ruitjesbovist (Handkea utriformis)

Ruitjesbovist,
NMV-excursie Zeeland,
Goudplaat, 18 okt. 2001

Plooivoetstuifzwam (Handkea excipuliformis)

Plooivoetstuifzwam,
NMV-excursie Zeeland,
Goudplaat, 18 okt. 2001

Lederster (Mycenastrum corium)

Lederster (Mycenastrum corium) is een dikvlezige, min of meer ronde buikzwam, met afpellend wit buitenvel.
Groot 5-12 cm, rijp stervormig opensplijtend
Lijkt jong op een Reuzenbovist (maar dan met een afpellende huid), oud op een Ruitjesbovist (maar dan eentje zonder steel en zonder weefsel)

Lederster (Mycenastrum corium)

Bronnen:
Zie Hier.


Top